e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hamont

Overzicht

Gevonden: 4263
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eigenwijs eigenwijs: eejgəwīēs (Hamont) eigenwijs; .... jullie maar niet zo eigenwijs geweest! [DC 45 (1970)] III-1-4
eik eik: ēͅik (Hamont), ɛi̯k (Hamont), eikenboom: eikenbueͅm (Hamont), äikəbūəm (Hamont) eik [RND] || eikenboom [ZND 34 (1940)] III-4-3
eikel eikel: [ēͅikəl (Hamont), ieeͅkel (Hamont), iəkəls (Hamont) eikel [ZND 34 (1940)] || eikels [RND] III-4-3
eikvaren paddengevaar: Heukels 192-3; niet in Gorteria; volgens vDale is de boomvaren een synoniem voor eikvaren, daar dus ondergebracht. (JK)  padəgəvōͅər (Hamont) boomvaren III-4-3
einde van de dienst schicht: šext (Hamont  [(Eisden)]   [Maurits]) Uit de antwoorden blijkt dat men woordtypen als "einde schicht" en "eindsschicht" als synoniemen moet beschouwen. [N 95, 120; monogr.; N 95, 83] II-5
einde, wiek roede: ru ̞j (Hamont), wiek: wik (Hamont) Elk van de vier hekwerken die vroeger gemonteerd werden op een dunne balk die aan de twee borsten werden vastgemaakt. Het woordtype roede, eigenlijk de balk waarop het hekken bevestigd wordt, wordt in een groot aantal plaatsen -totum pro parte- ook voor de gehele wiek gebruikt. Zie ook afb. 34 en de toelichting bij het lemma ɛroedeɛ.' [N O, 1g; Sche 28; A 42A, 62; A 42A, 63; monogr.; N O, 6b; N O, 6c] II-3
eindvoor in het midden middenvoor: medǝ[voor] (Hamont), zonk: zo.ŋk (Hamont) De middenvoor is de laatste voor van een akker die men (met een enkele ploeg) uiteengeploegd heeft: de gemeenschappelijke eindvoor van de buitenwaarts geploegde akkerhelften. Een soortgelijke voor ontstaat ook tussen de delen van een op panden te ploegen akker. Naar gelang de omstandigheden ploegt men ofwel een brede of een diepe middenvoor, die als watervoor kan dienen, ofwel een smalle of een ondiepe voor, die desgewenst nog wordt dichtgesleept. Men zie ook het lemma de laatte voor ploegen onder A. Doorgaans heeft met name de niet-specifieke term voor alleen in dat verband de betekenis "middenvoor". [N 11, 55; N 11A, 121d; JG 1a + 1b; monogr.] I-1
ekster ekster: aekster (Hamont), eͅkstər (Hamont, ... ), ɛ.kstər (Hamont), jan: jan (Hamont) ekster [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 39 (1942)] III-4-1
eksteroog eksteroog: äkstərūəch (Hamont), êksteroeëg (Hamont) eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)] III-1-2
elastiek elastiek: ęlǝstik (Hamont), ɛlǝstek (Hamont), elastiekje: ęlǝstikskǝ (Hamont) Band- of koordvormig stuk gummi. Elastiek komt voor als enkele draad of als gevlochten of geweven band, in verschillende breedten, en het kent vele toepassingen. [N 59, 42; N 62, 61; L 34, 86; MW; monogr.] II-7