19446 |
gazon |
gazon:
gazoͅn (L286p Hamont)
|
gazon
III-2-1
|
20742 |
gebakje |
gteau-tje:
Syst. Frings
gatōkə (L286p Hamont),
pat-tje:
Syst. Frings
pətēkə (L286p Hamont, ...
L286p Hamont)
|
Gebakje (buntje, taartje, gatoke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20683 |
gebakken aardappelen |
aardappelen in de pan:
Syst. Frings
ɛrpəl en də pan (L286p Hamont),
ɛ̄rəpəl en də pan (L286p Hamont)
|
In schijfjes gebakken aardappelen (erpel in de pan, kosjes, petatteschijfkes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17623 |
gebit |
gebeet:
gǝbē.t (L286p Hamont),
gebit:
gebeet (L286p Hamont),
gəbēt (L286p Hamont)
|
Het geheel van alle tanden en kiezen van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 17 en 18b] || hij heeft een goed gebit [ZND 35 (1941)]
I-9, III-1-1
|
33879 |
geboorteomhulsel van een veulen |
net:
nęt (L286p Hamont)
|
Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56]
I-9
|
19725 |
gebouw |
bouw:
bōͅu̯ (L286p Hamont),
bètiment (fr.):
batimēͅnt (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
gebouw:
gəbou̯ (L286p Hamont, ...
L286p Hamont),
gəbōͅu̯ (L286p Hamont, ...
L286p Hamont,
L286p Hamont),
gəboͅu̯ (L286p Hamont)
|
een nieuw gebouw [ZND 35 (1941)] || gebouw [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
18620 |
gebreide wollen muts |
wollen muts:
woͅlə møts (L286p Hamont)
|
muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18144 |
gebrekkig |
gebrekkig:
ə gəbrakəch mens (L286p Hamont),
mankementig:
ə makənēntəch mens (L286p Hamont)
|
een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
18145 |
gebrekkig persoon |
gebrekkige mens:
ə gəbrakəch mens (L286p Hamont),
mankementige mens:
ə makənēntəch mens (L286p Hamont)
|
een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
22436 |
gebruik |
gebruik:
gebrük (L286p Hamont),
gewoonte:
gewonte (L286p Hamont),
gewonten (L286p Hamont),
boven de o staat eenkleine schwa geschreven
gewonte (L286p Hamont)
|
Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)] || Dat is zo het gebruik (de woonte, enz.). [ZND 23 (1937)]
III-3-2
|