19177 |
nieuwsgierigaard |
curieusnaas:
kerjeusnaas (Q002p Hasselt),
curieuze snoet:
kerjeueze snōēet (Q002p Hasselt)
|
curiesneus, nieuwsgierig iemand || nieuwsgierige
III-1-4
|
18020 |
niezen |
niesten:
neistə (Q002p Hasselt),
niezen:
neĕzə (Q002p Hasselt)
|
niezen [ZND 05 (1924)], [ZND m]
III-1-2
|
18122 |
nijdnagel |
bijwortel:
bēwoͅrtəl (Q002p Hasselt),
fijt, het -:
Steeds met lidwoord t.
t fēͅt (Q002p Hasselt),
ijwortel:
ē.wortəl (Q002p Hasselt),
ēwortəls (Q002p Hasselt),
ēwoͅrtəl (Q002p Hasselt),
ēəwoͅrtəl (Q002p Hasselt),
nijnagel:
nèinagel (Q002p Hasselt),
wijwortel:
weiwortel (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
wēͅiwoͅtəl (Q002p Hasselt),
wèwortel (Q002p Hasselt)
|
Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van van een vinger ? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel) [ZND 49 (1958)] || ik heb een nijdnagel (waar de huid langs de vingernagel inscheurt) [ZND 31 (1939)] || ik heb twee nijdnagels (bijwas langs de vingernagel; Fr. envie) [ZND 05 (1924)], [ZND m] || nijdnagel (bijwas aan de vingernagel) [ZND B1 (1940sq)] || stroopnagel (ingescheurd vlees aan de nagelrand) [N 10b (1961)]
III-1-2
|
30857 |
nijptang |
pitstang:
petstaŋ (Q002p Hasselt),
trektang:
tręktaŋ (Q002p Hasselt)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.]
II-11
|
21643 |
nikkelgeld |
nikkelgeld:
ps. omgespeld volgens Frings.
nikəlgeͅlt (Q002p Hasselt)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20752 |
niknak |
niknak:
Syst. Frings
neknak (Q002p Hasselt),
niknak (Q002p Hasselt),
niknakje:
nieknakskes (Q002p Hasselt),
Syst. Frings
neknɛkskəs (Q002p Hasselt),
niknekskəs (Q002p Hasselt)
|
kleine, harde, ronde koekjes met verhard suikertoefje op || Koekjes in de vorm van speelgoedfiguurtjes, voor kinderen (niknak?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21401 |
niks waard |
niks waard:
niks (Q002p Hasselt)
|
Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
31677 |
nippel |
hollander:
hǫlɛndǝr (Q002p Hasselt),
raccord:
ra`kǭr (Q002p Hasselt)
|
Metalen mof met aan de buitenzijde schroefdraad. De nippel wordt binnen in buizen gedraaid met als doel deze met elkaar te verbinden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛsok, mofɛ. De woordtypen dobbele nippel (Q 117, Q 118) en dobbelnippel (Q 121c) verwijzen naar een nippel waarbij zowel aan de binnenzijde als aan de buitenzijde schroefdraad is aangebracht.' [N 64, 119; N 64, 117g; monogr.]
II-11
|
28593 |
nitraat |
nieterzout:
nitǝrzāt (Q002p Hasselt)
|
Zout van salpeterzuur. Deze stof gebruikt men eveneens ter bedwelming van de bijen. [N 63, 77c; JG 1a+1b; JG 2b-5, 10; monogr.]
II-6
|
20402 |
noemen, naam geven |
noemen:
hoe hebben ze het kinbd "geniemp
nīēme (Q002p Hasselt)
|
noemen
III-2-2
|