32736 |
pand, bed |
bovenste stuk:
bøvǝstǝ stęk (Q002p Hasselt),
onderste stuk:
ǫndǝrstǝ stęk (Q002p Hasselt),
pand:
pa.nt (Q002p Hasselt
[(tien voren)]
),
pān (Q002p Hasselt),
pɛ̄n (Q002p Hasselt),
perk:
pɛ.rǝk (Q002p Hasselt)
|
Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e]
I-1
|
30223 |
panlatten |
panlatten:
panlatǝ (Q002p Hasselt)
|
De horizontale latten waarop de dakpannen worden gelegd. De panlatten worden met hun breedste zijde op het dakbeschot of op de kepers gespijkerd. De onderste panlat dient groter in doorsnede te zijn. Er wordt daar dan ook meestal een dubbele panlat aangebracht of een panlat op zijn kant. Dit laatste werd in Q 121c 'een daklat hoogkant' ('eŋ dāxlats hūxkaŋk'), in L 385 en Q 15 een 'panlat op zijn hoge kant' (L 385: 'panlat ǫp ˲zǝnǝ hōgǝ kanjt'; Q 15: 'panlat ǫp ˲zǝn huǝgǝ k'njt') en in K 353 'een panlat op zijn kant' ('ǝn pánlát up ˲zønǝ kãnt') genoemd. Zie ook afb. 49p en 83a. [N F, 32a; N 54, 179; N 54, 180a; N 54, 180b; N 4A, 14b; monogr.]
II-9
|
20700 |
pannenkoek |
flensje:
Syst. Frings
flɛnskə (Q002p Hasselt),
koek:
Syst. Frings
kuk (Q002p Hasselt),
pannenkoek:
pannekoek (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
Syst. Frings
panəkuk (Q002p Hasselt)
|
Pannekoek, heel in het algemeen (struif, flenske, koekebak?) [N 16 (1962)] || pannenkoek
III-2-3
|
20699 |
pannenkoekenbeslag |
beslag:
Syst. Frings
bəslāx (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
deeg:
Syst. Frings
dix (Q002p Hasselt),
dīx (Q002p Hasselt)
|
Beslag voor het bakken van pannekoeken (timper?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19443 |
pannenlap |
ezeltje:
o.
ēzəlkə (Q002p Hasselt),
kwezel:
kwe.zel (Q002p Hasselt),
v.
kwēzəl (Q002p Hasselt),
kwezeltje:
kwēzəlkə (Q002p Hasselt),
smeerlapje:
o.
smeͅjərlɛpkə (Q002p Hasselt)
|
lap om hete voorwerpen mee beet te pakken,kwezel || lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18295 |
pantoffel |
lits:
Ook litsesloeffe genaamd. Zie ook afb. p.284.
litse (mv.) (Q002p Hasselt),
slof:
ene sloef (Q002p Hasselt),
sloef (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
slof (Q002p Hasselt),
’n sloef (Q002p Hasselt)
|
lus: 2) soort pantoffels met (vaak tweekleurig, grijs en donkerblauw) vlechtwerk || pantoffel [ZND 40 (1942)], [ZND m] || Slof, een paar sloffen. Bedoeld worden ruime pantoffels van ruwe stof (zelfkant) zonder of met neergetrapt achterstuk (fr. chaussons de lisière) [ZND 48 (1954)]
III-1-3
|
20057 |
pantoffeltje |
portemonneetje:
bloem: calceolaria scabiosifolia
portemonneeke (Q002p Hasselt)
|
Pantoffeltje (calceolaria officinale). De twee meeldraden zijn beweegbaar, ongeveer als bij salie. Bladeren tegenoverstaand of verspreid, de onderste samengesteld, de bovenste alleen meer of minder ingesneden; de bladrand is dubbel gezaagd. De zwavelgele
III-2-1
|
20558 |
pap |
pap:
Syst. Frings
pap (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
papje:
Syst. Frings
pepkə (Q002p Hasselt)
|
Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21126 |
papier |
papier:
papieër verfroemele (Q002p Hasselt),
pappier vərfroemmelen (Q002p Hasselt),
pepi-jer verfroemele (Q002p Hasselt),
pepieər verfronselen (Q002p Hasselt),
pàpeər (Q002p Hasselt)
|
papier [ZND m] || papier frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
17551 |
papperig, opgeblazen persoon |
dikke mossel:
dikə moͅsəl (Q002p Hasselt),
echte hommel:
ən ɛxtə (h)uməl (Q002p Hasselt),
fatty:
Naar de Amerikaanse acteur.
nə fati (Q002p Hasselt),
gespeede, een -:
nə gəspēdə (Q002p Hasselt),
papzak:
papsak (Q002p Hasselt),
porpens:
pørpeͅns (Q002p Hasselt),
rolmops:
roͅlmoͅps (Q002p Hasselt),
rolvat:
roͅlvāt (Q002p Hasselt),
struise, een -:
strøͅsə (Q002p Hasselt),
vetzak:
vetsak (Q002p Hasselt)
|
dik, pafferig [maf] [N 10 (1961)] || opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)]
III-1-1
|