20666 |
rundvleessoep |
bouillon:
Syst. Frings
bulioͅn (Q002p Hasselt),
bəljoͅŋ (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24371 |
rups |
rups:
raĕps (Q002p Hasselt),
roeps (Q002p Hasselt),
rups (Q002p Hasselt),
rupsel:
roepsel (Q002p Hasselt),
ropsəl (Q002p Hasselt),
rupsel (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [Willems (1885)], [ZND 06 (1924)] || rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|
23176 |
rups (kermis) |
rupsel:
Ènne roepsel zitte.
roepsel (Q002p Hasselt)
|
Rups: 2. Op- en neergaand zitcarrousel op de kermis.
III-3-2
|
28553 |
rustperiode in de winter |
winterslaap:
węjntǝrslǭp (Q002p Hasselt)
|
Periode van inactiviteit der bijen tijdens de winter. Met uitzondering van de darren overwintert het gehele bijenvolk. Een slaap is het niet te noemen. Er wordt namelijk wel voedsel opgenomen en verteerd, zij het in uiterst kleine hoeveelheden. Er zit ook enige beweging in de tros bijen. Hoe kouder het wordt, hoe dichter de bijen opeendringen. In het midden zit de koningin, omringd door een aantal jonge bijen. [N 63, 54a; N 63, 54b]
II-6
|
18119 |
ruw |
gekloven:
gəkløvə (h)an (Q002p Hasselt),
wintergezicht:
wèntergeziech (Q002p Hasselt),
winterhanden:
wènter(h)aân (Q002p Hasselt),
wènterhaan (Q002p Hasselt)
|
hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] || kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
da es ne ruen kiaal (Q002p Hasselt),
das enne rueuen kjal (Q002p Hasselt),
das n reuen kjäl (Q002p Hasselt),
dat is een rauwe dievel (Q002p Hasselt)
|
dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
21081 |
sabbelen |
sabberen:
zabbere (Q002p Hasselt),
zabberen (Q002p Hasselt),
zabərə (Q002p Hasselt),
zeͅbərə (Q002p Hasselt),
sutsen:
søtsə (Q002p Hasselt),
zeveren:
zeveren (Q002p Hasselt)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
23425 |
sacramentshuisje |
zijaltaar:
zijaltaar (Q002p Hasselt)
|
Het sacramentshuisje, een vrijstaande of in de muur uitgespaarde kast waarin de geconsacreerde Hosties bewaard worden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23288 |
sacramentsprocessie |
sacramentsprocessie (<lat.):
de sacrementspercesse (Q002p Hasselt),
sacramentspressese (Q002p Hasselt)
|
Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
23321 |
sacristie |
sacristie:
sakristie (Q002p Hasselt)
|
Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|