17726 |
scherp kijken |
fel kijken:
fel kijke (Q002p Hasselt),
loeren:
loeren (Q002p Hasselt)
|
kijken: scherp kijken [miere, blieke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
27015 |
scherp zetten |
scherp zetten:
sxɛ.rǝp ˲ze̜tǝ (Q002p Hasselt)
|
Een paard van winterbeslag voorzien. Onder het hoefijzer worden dan al dan niet verwisselbare kalkoenen aangebracht en onder de voorzijde wordt een metalen plaatje bevestigd, de stoot. Zie ook de lemmata ɛijsnagelsɛ, ɛstootɛ enɛkalkoenen, krammenɛ.' [JG 1a; JG 1b; N 100, 17, add.; monogr.]
II-11
|
34276 |
scheukpaal |
schuurpaal:
sxou̯ǝrpǭl (Q002p Hasselt),
sxūrpǭl (Q002p Hasselt),
schuursteel:
sxūǝrstē̜l (Q002p Hasselt)
|
Een paal in de weide waaraan het vee zich kan schuren. [N 14, 69; S 31; monogr.]
I-11
|
26397 |
scheut |
scheut:
sxēt (Q002p Hasselt),
sxēǝ.t (Q002p Hasselt)
|
Uitspruitsel van een plant, inzonderheid de aardappel. Vaak is er een meervoud gevraagd of opgegeven; vaak ook zijn de enkelvoudsvormen gelijk aan de meervoudsvormen. Alleen wanneer uitdrukkelijk de meervoudsvormen werden gevraagd en opgegeven, zijn deze ook hier opgenomen. Bij de verkleinwoorden onder het type scheutje is het ondoorzichtig of het om het grondwoord scheut of schot gaat. Kien moet begrepen worden als een contaminatie van kiem (voor de klinker) en kijn (voor de slotmedeklinker). Zie ook het lemma Uitlopers Van Kuilaardappelen. [N M, 16a; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 1u, 120; L B2, 282; S 17; S 31; monogr.; add. uit L 30, 39; S 22]
I-5
|
33908 |
schiefelbeen |
overbeen:
evǝrbīn (Q002p Hasselt),
schiefeltjes:
sxęfǝlkǝs (Q002p Hasselt)
|
Schiefels zijn harde beenwoekeringen aan het het pijpbeen, bij jonge paarden meestal aan het voorbeen onder de knie, als gevolg van bepaalde spanningen, stoten, strijken e.d. Als deze afwijking het kniegewricht of de buigpezen verhindert goed te functioneren, kan ze een peesontsteking veroorzaken, met chronische kreupelheid als gevolg, wat zelden voorkomt. De beenvorming blijft evenwel. Zie afbeelding 22. [N 8, 32.6, 32.14, 90d en 90e; monogr.]
I-9
|
21365 |
schieten |
schieten:
scheite (Q002p Hasselt)
|
schieten [ZND m]
III-3-1
|
22573 |
schietschijf |
cible (fr.):
Fr. cible schijf, mikpunt.
cej.bel (Q002p Hasselt)
|
Schietschijf.
III-3-2
|
20687 |
schijf braadspek |
braai:
Syst. Frings
broͅəi̯ (Q002p Hasselt),
braai spek:
ne broa.j spek (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
Syst. Frings
bro͂ͅi̯ spɛk (Q002p Hasselt),
broͅəi̯ spɛk (Q002p Hasselt),
spekbraai:
Syst. Frings
spɛk˂brōͅi̯ (Q002p Hasselt)
|
een plakje spek || Stuk gebraden spek (spekbraoj, braoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34271 |
schijten |
kakken:
kákǝ (Q002p Hasselt),
schijten:
sxē̜.tǝ (Q002p Hasselt)
|
Vaste ontlasting hebben, gezegd van vee. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
30196 |
schild |
noordhoek:
nǭrt(h)uk (Q002p Hasselt),
uithoek:
ø̜ǝt(h)uk (Q002p Hasselt)
|
Elk van de twee driehoekige dakzijden van een schilddak. [N 4A, 23b; N 32, 48 add.]
II-9
|