30569 |
schilder |
schilder:
sxildǝr (Q002p Hasselt),
sxiljǝr (Q002p Hasselt)
|
Iemand die van schilderen zijn beroep maakt. Bij het 'technisch schilderen', het bedekken van oppervlakten met verf ter conservering en kleurgeving, onderscheidt men de huis-, decoratie- en rijtuigschilder. In L 210 plaatste de huisschilder bij de bouw van een nieuw huis ook de ruiten. [Wi 51; L 44, 21b; N 67, 98a; monogr.]
II-9
|
19765 |
schilderij |
schilderij:
schielderae (Q002p Hasselt),
schielderèè (Q002p Hasselt),
Dzje zèè.t krèk n schielderèè: Je bent precies n schilderij, d.i. je bent te dik geschminkt.
schielderèè (Q002p Hasselt),
tableau (fr.):
Fr. tableau
tableu (Q002p Hasselt),
Fr. tableau.
tableu (Q002p Hasselt)
|
schilderij || Schilderij. [Willems (1885)]
III-2-1, III-3-2
|
19532 |
schilmesje, aardappelmesje |
patattenmes:
o.
pətatəmeͅs (Q002p Hasselt),
patattenmesje:
pətatəmɛskə (Q002p Hasselt),
o.
pətatəmɛskə (Q002p Hasselt)
|
mes waarmee aardappelen worden geschild [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21086 |
schimmel |
schimmel:
sxęmǝl (Q002p Hasselt)
|
Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31]
I-9
|
24491 |
schimmel (plantje) |
kaam:
gistzwam, kaam
koam (Q002p Hasselt),
schimmel:
schèmmel (Q002p Hasselt)
|
schimmel
III-4-3
|
21244 |
schip |
schip:
e scheep twee schepen (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
scheep (Q002p Hasselt),
scheep twiee schepen (Q002p Hasselt),
ṣxê:p (Q002p Hasselt)
|
een schip, twee schepen [ZND 42 (1943)] || schip [RND] || schip; de kapitein van het schip .... vroeger nog matroos geweest. [DC 45 (1970)]
III-3-1
|
21248 |
schipper |
schipper:
sxipər (Q002p Hasselt)
|
schipper [RND]
III-3-1
|
32855 |
schitbossen |
strontstruiven:
strǫntstrufǝ (Q002p Hasselt)
|
Bossen van welig opschietend gras in de weide, op plaatsen waar koedrek heeft gelegen. De koeien laten deze bossen vaak staan; ze worden dan later in het seizoen afgemaaid. Overal is het meervoud opgenomen; behalve waar uitdrukkelijk anderszins aangegeven. [N 14, 85; N 14, 123 add.; monogr.]
I-3
|
18341 |
schoeisel |
t leer]:
sXuən (Q002p Hasselt)
|
schoeisel, het geheel van schoenen, laarzen e.d. [voetgetöch [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
schouë.n (Q002p Hasselt),
sxoən (Q002p Hasselt),
sXuən (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
een schoen [ZND 06 (1924)] || schoen || schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)]
III-1-3
|