25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
də snø (Q002p Hasselt),
snao (Q002p Hasselt),
snø (Q002p Hasselt),
snø͂ͅ (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
snøͅ (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
(m.)
snøͅ (Q002p Hasselt),
ps. boven de ö staat nog een puntje; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.
snö (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
sneeuw [RND], [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21237 |
sneltrein |
blok:
bloc (Q002p Hasselt),
n⁄blok (Q002p Hasselt),
direct (<lat.):
direct (Q002p Hasselt),
iene direk (Q002p Hasselt),
expres (<fr.):
iene express (Q002p Hasselt),
innen ĕxprès (Q002p Hasselt),
n⁄express (Q002p Hasselt),
⁄n expres (Q002p Hasselt),
⁄nen expres (Q002p Hasselt)
|
Sneltrein. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
32269 |
snijbank, werkbank |
snijbank:
snē̜baŋk (Q002p Hasselt),
werkbank:
węrǝk˱baŋk (Q002p Hasselt)
|
De bank waarop de duigen worden bewerkt. Er zijn diverse uitvoeringen van de snijbank, maar meestal bestaat ze uit een werkblad op vier poten dat op een, eveneens van vier poten voorziene, zitbank is bevestigd. In het werkblad en de daaronder geplaatste bank bevindt zich een sleuf waarin een, om een as draaibare, houten stijl is aangebracht. Aan de bovenzijde van de stijl is een klemkop bevestigd, aan de onderzijde een trede. De kuiper zit schrijlings op de zitbank en bedient met zijn voet door middel van de trede de klemkop waarmee het te bewerken materiaal op het werkblad wordt vastgeklemd. Zie ook afb. 212. De snijbank werd oorspronkelijk ook gebruikt door de hoepelmaker. Het hout voor de hoepels werd op deze bank op dikte en maat gesneden. Vgl. ook het woordtype repenbank. [N E, 18; A 32, 1; monogr.]
II-12
|
33514 |
snijbonen |
krombekken:
krombek, soort zaaderwt
kroe.mbek (mv.) (Q002p Hasselt)
|
bonen, soort
I-7
|
30940 |
snijmes |
bodemmes:
bø̄jǝmmɛs (Q002p Hasselt
[(gebruikt om de rand van de bodem van het vat af te schuinen)]
),
bǫjǝmmɛs (Q002p Hasselt
[(gebruikt om de rand van de bodem van het vat af te schuinen)]
),
reimes:
rē̜męs (Q002p Hasselt),
snijmes:
snē̜męs (Q002p Hasselt),
trekmes:
trękmęs (Q002p Hasselt)
|
Lang mes met een recht blad en twee, vaak bolvormige, handvatten. Zie ook afb. 209. Het snijmes wordt gebruikt door diverse houtbewerkers zoals de timmerman, de stoeldraaier, de kuiper en de wagenmaker. De kuiper bewerkt er vooral de buitenkant van duigen mee, maar hij vormt er vaak ook de schuine buitenrand mee aan een vatbodem. Vgl. de woordtypen bodemmes en bodemsnijmes. De wagenmaker snijdt er spaken voor karwielen mee. Het eerste lid in het woordtype speekmes verwijst daarnaar. [N E, 13b; N E, 15; N E, 41; N G, 11a; N 33, 272; N 47, 12a; N 53, 76; A 32, 6; monogr.]
II-12
|
18134 |
snijwonde |
snee:
sneeən (Q002p Hasselt)
|
snijwonde
III-1-2
|
19040 |
snikken |
snakken:
snakə (Q002p Hasselt),
snikken:
sni.kə (Q002p Hasselt),
snikke (Q002p Hasselt),
snikə (Q002p Hasselt),
snotteren:
snotteren (Q002p Hasselt),
snoͅtərə (Q002p Hasselt)
|
snikken [snoffe] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
24245 |
snip, algemeen |
snep:
snep (Q002p Hasselt),
sneͅ.p (Q002p Hasselt)
|
snip [ZND m]
III-4-1
|
20590 |
snoepen |
snoepen:
snoepe (Q002p Hasselt),
snubə (Q002p Hasselt),
snupə (Q002p Hasselt)
|
snoepen [ZND 07 (1924)], [ZND B1 (1940sq)]
III-2-3
|
20549 |
snoepgoed |
snoep:
snoep (Q002p Hasselt)
|
snoep
III-2-3
|