18106 |
strontje |
weern:
weern (Q002p Hasselt),
wja:n (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
wjaa.n (Q002p Hasselt),
wjān (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
wjâân (Q002p Hasselt),
wVn (Q002p Hasselt),
wenderik:
wVn(d)ərik (Q002p Hasselt)
|
een zweertje op het ooglid? [DC 60 (1985)] || gerstekorrel [ZND m] || hoe heet het zweertje dat soms op het onderste ooglid komt (fr. orgelet) ? [ZND 16 (1934)] || zweertje op ooglid [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
32628 |
strooibak voor kunstmest |
emer:
imǝr (Q002p Hasselt)
|
De bak waarin de met de hand te strooien kunstmest voort gedragen wordt, is heel vaak dezelfde bak die gebruikt wordt om graan te zaaien. Waar dit het geval is, zijn de betreffende woorden (zaaibak, -korf, -mand, -kerp, -kaar, zaadbak, -korf, -kaar), waarvan men de dialectvarianten aantreft in het lemma zaaikorf, hier slechts in de woordtypevorm opgenomen. Daarnaast zijn er benamingen die duidelijk alleen van toepassing zijn op de kunstmeststrooibak. Om de kunstmest te verspreiden werd er ook wel gebruik gemaakt van een oude emmer. Dit was het geval bij erg kleine bedrijven, bij de bemesting van kleine percelen (ook de tuin), bij kleine hoeveelheden kunstmest (zeker in het begin van de kunstmestperiode, ook als er guano gestrooid werd), of als de boer geen zaaibak had. Men kan zich voor het strooien van kunstmest ook bedienen van de ter plaatse gebruikelijke voorschoot voor het zaaien van granen. Daarom worden benamingen als zaaikleed, -slob, -scholk, scholk en voorschoot veelal slechts als type vermeld. De dialectvarianten daarvan vindt men in het lemma zaaikleed. [JG 1a + 1b add.; N 15A, 3 + 4; N 18, 109 + 110 add.; N P, 19 add.]
I-1
|
25574 |
strooien |
strooien:
strø̄.n (Q002p Hasselt),
strø̄n (Q002p Hasselt),
strø̄ǝn (Q002p Hasselt)
|
Hooi of stro onder het vee spreiden. [S 36; L 7, 61b; R(s] || Strooien van meel om aankleven van het deeg aan de bank te voorkomen. [N 29, 31a; N 299, 30b; monogr.]
I-11, II-1
|
18623 |
strooien dameshoed |
strooien hoed:
struəjən(h)uət (Q002p Hasselt),
struənhuət (Q002p Hasselt),
stRūjənūwət (Q002p Hasselt),
zomerhoed:
zøməRuwət (Q002p Hasselt)
|
dameshoed, strooien of uit fijne houtvezel vervaardigde ~ [spannen-, boerinnenhoed] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18276 |
strooien hoed |
strooien hoed:
struiən(h)uət (Q002p Hasselt),
struəjən (h)uət (Q002p Hasselt),
strūjənuwt (Q002p Hasselt),
sub stro, ss.
strōēëjen (h)ouë.d (Q002p Hasselt)
|
#NAME? || hoed, strooien ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
25575 |
strooimeel |
zemelen:
zēmǝlǝ (Q002p Hasselt)
|
Meel dat bij het bewerken van deeg hetzij op de werkbank hetzij op het deeg zelf gestrooid wordt om het kleven te verhinderen. Ten aanzien van het woordtype "grint" zij opgemerkt dat de informant de betekenis "gemalen kleien" hiervoor opgeeft. [N 29, 31b; N 29, 31a; monogr.]
II-1
|
22041 |
strooisel |
stro:
strō. (Q002p Hasselt),
strooi:
stroi̯ (Q002p Hasselt),
strooisel:
strø̄tsǝl (Q002p Hasselt),
strø̜̄tsǝl (Q002p Hasselt)
|
Dat wat in de stal onder het vee wordt gestrooid. Dat kan vers stro zijn maar ook gehakt stro of afval na het wannen van gedorst graan. Verder gebruikte men bladeren uit hagen, eiken- en beukenbos en loof van struiken eveneens als strooisel. [N 6, 10; L 7, 61b; JG 1a, 1b, 2b-1 add.; N 18, 41 add.; monogr.]
I-11
|
34278 |
strooisel in de potstal |
blader:
blār (Q002p Hasselt),
blǭr (Q002p Hasselt),
dennenspellen:
dɛnǝspɛlǝ (Q002p Hasselt),
droge blader:
drig blār (Q002p Hasselt),
drux blār (Q002p Hasselt),
hei:
hē (Q002p Hasselt),
lappen:
lɛp (Q002p Hasselt),
(enk)
lap (Q002p Hasselt),
stro/strouw:
strōǝ (Q002p Hasselt),
strooi:
strui̯ (Q002p Hasselt),
struǝi̯ (Q002p Hasselt),
turf:
tęrǝf (Q002p Hasselt)
|
Een potstal is een ouderwetse stal met als belangrijkste functie het winnen van mest (zie ook het lemma ''potstal'' in wld I.6 blz. 31-32). Over de mest heen werd strooisel gespreid, zodat de koeien steeds hoger kwamen te staan en de stal vol mest raakte. Als strooisel werd van alles gebruikt: in de zon gedroogde graszoden, dennennaalden, stro, gedroogde bladeren, heiplaggen, turf(molm), zaagmeel. [N 11, 13a; N 11, 13b; N 11, 13c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-11
|
34279 |
strooisel keren |
onderschieten:
onǝrsxītǝ (Q002p Hasselt)
|
Strooisel in de potstal keren. [JG 1a, 1b, 2c]
I-11
|
34277 |
strooisel spreiden |
strooien:
strø̄ǝ (Q002p Hasselt),
strō.ǝ (Q002p Hasselt),
strōǝn (Q002p Hasselt)
|
Het verspreiden van het strooisel onder het vee. [JG 1a, 1b; RND 10, 51]
I-11
|