24727 |
takken (coll.) |
kroon:
kroen (Q002p Hasselt),
tak (mv.):
tek (Q002p Hasselt)
|
takken, coll. [ZND 35 (1941)]
III-4-3
|
24252 |
taling |
winter-sarcelle:
ook —sersel
weͅntərsarsəl (Q002p Hasselt),
zomer-sarcelle:
ook —sersel
zømərsarsəl (Q002p Hasselt)
|
eend: wintertaling (36 klein; bruine kop met groene wangen; broedt hier ook; roep [kruu, kruu] [N 09 (1961)] || eend: zomertaling (38 klein; bruine kop met witte wenkbrauw; broedt minder hier; roep ratelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19650 |
tamme kanarie |
kanarie:
kənā.rə (Q002p Hasselt),
kanarievogel:
vgl Keules kanaljevugel
kenḁḁi.ndzeveu.gel (Q002p Hasselt),
pop:
poep (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
kanarie || kanarie, wijfje || kanarievogel [ZND m]
III-2-1
|
33777 |
tand, tanden |
tand(en):
ta.nt (Q002p Hasselt
[(mv tān)]
)
|
Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17]
I-9
|
18731 |
tanden poetsen |
tanden wassen:
was (Q002p Hasselt)
|
Elke avond poets ik mijn tanden. [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
32914 |
tanden van de hooihark |
tanden:
tān (Q002p Hasselt)
|
De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d]
I-3
|
32584 |
tanden van een riek |
tanden:
tān (Q002p Hasselt)
|
Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.]
I-1
|
18728 |
tandenborstel |
tandborstel:
tandborstel (Q002p Hasselt)
|
Tandenborstel [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
18729 |
tandpasta |
dentifrice (fr.):
dentifrice (Q002p Hasselt)
|
Tandpasta [DC 64 (1989)]
III-1-3
|