21619 |
twintig frank |
napoleon:
ps. letterlijk omgespeld volgens Frings.
nə napōlēōͅ (Q002p Hasselt),
twintig-frankstuk:
ps. omgespeld volgens Frings.
tweͅntšeͅx fraŋstēͅk (Q002p Hasselt)
|
20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33327 |
u-vormige hoeve |
halfopen huis:
alǝf ø̄pǝ hø̜̄ǝs (Q002p Hasselt)
|
De bebouwing ligt in hoefijzervorm; de binnenplaats is aan drie zijden gesloten door woonhuis, stallen en schuren. Enkele opgaven komen overeen met de algemene benaming voor de boerderij; ter plekke is dan de U-vormige bouw de algemeen gebruikelijke. Voor de fonetische documentatie van deze gevallen wordt verwezen naar het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 5. [N 4A, 3]
I-6
|
33597 |
ui, ajuin |
djaan:
dzjaan (Q002p Hasselt),
djuin:
djøͅn (Q002p Hasselt),
jaan:
jaon (Q002p Hasselt),
jōͅ.n (Q002p Hasselt),
joun:
jeun (Q002p Hasselt),
juin:
jōͅi.n (Q002p Hasselt),
jø͂ͅ.ən (Q002p Hasselt),
jøͅn (Q002p Hasselt)
|
ajuin [ZND 01 (1922)] || ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)] || een ajuin [ZND B2 (1940sq)]
I-7
|
20758 |
uienpannenkoek |
ajuinkoek:
Syst. Frings
j‧ø͂ͅnkuk (Q002p Hasselt)
|
Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33788 |
uier |
uier:
ēǝr (Q002p Hasselt),
ē̜i̯ǝr (Q002p Hasselt),
ē̜r (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
ɛi̯ǝr (Q002p Hasselt),
ɛ̄r (Q002p Hasselt)
|
[JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b]
I-11, I-12, I-9
|
34157 |
uieren |
uier krijgen:
krīx ērǝ (Q002p Hasselt),
uieren:
ē̜ǝrǝ (Q002p Hasselt)
|
Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.]
I-11
|
24260 |
uil |
uil:
āēl (Q002p Hasselt),
ēl (Q002p Hasselt),
èèl (Q002p Hasselt)
|
uil [Willems (1885)], [ZND m]
III-4-1
|
22874 |
uit (voetbal) |
buiten:
Buiten.
bø͂ͅtə (Q002p Hasselt)
|
(De bal is) uit. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
21664 |
uit de hand verkopen |
pronselen:
ps. omgespeld volgens Frings.
proͅnsələ (Q002p Hasselt),
van man tot man:
ps. omgespeld volgens Frings.
van man toͅt man (Q002p Hasselt),
verkwanselen:
ps. omgespeld volgens Frings.
vərkwansələ (Q002p Hasselt)
|
Kleinigheden uit de hand verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
32709 |
uiteenploegen |
afakkeren:
ãf˱[akkeren] (Q002p Hasselt),
uitereenslaan:
ø̜tǝri.nslø̜n (Q002p Hasselt)
|
Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.]
I-1
|