28629 |
vangtangetje |
klem:
klem (Q002p Hasselt),
klemmetje:
klemmetje (Q002p Hasselt)
|
Gereedschap dat men gebruikt bij het vangen en vasthouden van een koningin. De informanten van L 289, L 333, L 414 en L 215a vermelden dat ze dit steeds met de vingers doen. [N 63, 101; monogr.]
II-6
|
18808 |
vanzelfsprekend |
klaar:
da’s klieër (Q002p Hasselt),
natuurlijk:
natierlek (Q002p Hasselt),
netvjerlek (Q002p Hasselt),
zeker:
da’s zeker (Q002p Hasselt)
|
Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
34297 |
varken |
varken:
vē̜rǝkǝ (Q002p Hasselt),
vę.rǝkǝ (Q002p Hasselt),
vęrǝkǝ (Q002p Hasselt),
vɛ.rǝkǝ (Q002p Hasselt),
vɛrkǝ (Q002p Hasselt),
vɛrǝkǝ (Q002p Hasselt),
vɛ̄rǝkǝ (Q002p Hasselt),
varkentje:
vɛrǝkskǝ (Q002p Hasselt)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34298 |
varken (bijzondere namen) |
kuus:
kuš (Q002p Hasselt)
|
In de Nijmeegse vragenlijst 19 vraag 2 werd gevraagd: "Kent uw dialect bijzondere namen voor varken?" In het lemma ''varken'' (1.1.1) zijn de algemene benamingen voor het varken ondergebracht; in dit lemma de bijzondere. Er is overlapping in de naamgeving. [N 19, 2; monogr.; Vld]
I-12
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
loper:
lipǝr (Q002p Hasselt),
līpǝr (Q002p Hasselt)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34363 |
varkens mesten |
vetmaken:
vętmākǝ (Q002p Hasselt),
vetten:
vętǝ (Q002p Hasselt)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34322 |
varkensblaas |
varkensblaas:
vɛ.rǝkǝsblǭs (Q002p Hasselt)
|
In dit lemma zijn alleen monografische gegevens verwerkt. Zie ook het lemma ''blaas van een geslacht varken'' in wld II.1 (huisslachter, bakker), blz. 41. [huisslachter, bakker]
I-12
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkenskot:
vɛ.rǝkǝskǫt (Q002p Hasselt),
varkensstal:
vɛ.rǝkǝs[stal] (Q002p Hasselt)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
34368 |
varkenston |
varkenskuip:
vęrǝkǝskø̜̄p (Q002p Hasselt)
|
Ton om gekookt varkensvoer in te bewaren. Zie voor de benamingen van "varkensketel" het lemma ''varkensketel'' in wld I.6 (2.2.11). [N 18, 131; monogr.]
I-12
|
33393 |
varkenstrog |
trog:
trø̄x (Q002p Hasselt),
trōx (Q002p Hasselt),
trǫx (Q002p Hasselt)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|