18226 |
versleten |
versleten:
versleten (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt)
|
verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)]
III-1-3
|
32918 |
verspreid gras |
gebroken gras:
gǝbrø̄kǝ grãs (Q002p Hasselt)
|
Het resultaat van de handeling uit het voorgaande lemma: het gemaaide gras dat gelijkmatig op het veld ligt te drogen. [N 14, 98]
I-3
|
18797 |
verstand |
verstand:
(H)ië ès va ze versta.nd aa.f: Hij heeft zijn verstand verloren, hij is zwakzinnig geworden
versta.nd (Q002p Hasselt)
|
verstand
III-1-4
|
19179 |
verstandig |
verstandig:
ne verstendzjige joeng
verstendzjig (Q002p Hasselt)
|
verstandig
III-1-4
|
17625 |
verstandskies |
wijsheidstand:
wēsētstant (Q002p Hasselt),
wēshetstant (Q002p Hasselt),
wèè.sèdsta.nd (Q002p Hasselt),
wɛ.sɛ.tstant (Q002p Hasselt)
|
verstandskies || verstandskies (wijsheidstand) [N 10b (1961)]
III-1-1
|
32010 |
verstekbak |
verstekbakje:
vǝrstiǝ.k˱bɛkskǝ (Q002p Hasselt)
|
Gootvormig houten gereedschap met schuine zaagsneden in de twee opstaande kanten, dat dient om het daarin geplaatste werkstuk in verstek te zagen. Als zaag wordt daarbij meestal een kapzaag gebruikt. Zie ook afb. 117. [N 53, 214a; monogr.]
II-12
|
31757 |
verstekzaagmachine |
verstekzeeg:
vǝrstiǝ.k˲ziǝx (Q002p Hasselt)
|
Zaag die gemonteerd is in een ijzeren constructie met geleiders en in verschillende hoekstanden geplaatst kan worden. De verstekzaagmachine wordt gebruikt om verstekken te zagen. Zie ook afb. 16. [N 53, 12; monogr.]
II-12
|
31536 |
verstelbare moersleutel |
engelse sleutel:
ęŋǝlsǝ slē.tǝl (Q002p Hasselt)
|
sǝl Q 116; verstelbare sleutel: vǝrštɛlbrǝ šløsǝl Q 121b; ijzeren sleuter: ęjzǝrǝ slø̜jtǝr P 176b; %%B de volgende opgaven betreffen het oudere type Engelse sleutel -- vergelijk afbeelding 199a-d%% engelse sleutel: e' [N 33, 300a; N 33, 300d; N 64, 78b; monogr.]
II-11
|
29112 |
verstellen |
repareren:
repǝrērǝ (Q002p Hasselt)
|
Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW]
II-7
|
28430 |
verstevigingsspijlen |
stekken:
stɛkǝn (Q002p Hasselt)
|
Spijlen die door de korf worden gestoken ter versteviging en ondersteuning van de ratenbouw. Enkele stroringen onder de kop steekt de imker een stuk of drie spijlen loodrecht op de kopspijlen en een stuk lager weer een drietal, terwijl enkele ringen boven de onderkant nog eens een paar spijlen komen. De spijlen zijn doorgaans van sporkehout of de vuilboom gemaakt maar er zijn er ook van wilge-, esse-, populiere-, beuke- en notehout. [N 63, 6b; N 63, 5e; N 63, 6c; Ge 37,14]
II-6
|