22057 |
bloedluis |
bloedluis:
bluu̯tlø͂ͅəs (Q002p Hasselt)
|
bloedluis, luis die kankergezwellen veroorzaakt aan appelbomen [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18138 |
bloeduitstorting |
blauwe plek:
bl"plak (Q002p Hasselt),
bleu plek (Q002p Hasselt)
|
Hoe noemt u de geelachtig blauwe plekken op de huid, die een gevolg zijn van slaan, stoten of vallen? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
17684 |
bloedwei |
leewater:
i.e. eig. water in de knie. De informant geeft aan dat hem geen ander woord bekend is.
lewātər (Q002p Hasselt),
water:
watər (Q002p Hasselt)
|
bloed: waterachtig vocht van het bloed [N 10b (1961)]
III-1-1
|
20693 |
bloedworst |
bloedpens:
blouëdpe.ns (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
bloedworst:
bloatwoͅs (Q002p Hasselt),
blouëdwos (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
blouëtwos (Q002p Hasselt),
blutwoͅs (Q002p Hasselt),
blūtwoͅs (Q002p Hasselt),
Syst. Frings
bloͅu̯ətwoͅs (Q002p Hasselt),
bluətwoͅs (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
worst:
woͅs (Q002p Hasselt)
|
bloedpens, bloedworst || bloedworst [Goossens 1b (1960)], [ZND 21 (1936)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiger:
bloedzuiger (Q002p Hasselt),
bloedzuiker:
bloeëdzeuker (Q002p Hasselt),
blŏuwtzōuker (Q002p Hasselt),
blūu̯tsø͂ͅkər (Q002p Hasselt),
echel:
echel (Q002p Hasselt),
exel (Q002p Hasselt),
eͅ.xəl (Q002p Hasselt)
|
bloedzuiger [ZND 01 (1922)], [ZND 33 (1940)] || bloedzuiger [lok, echel, deegel, bloodiegel, -zuuker] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24470 |
bloei |
bloei:
bli (Q002p Hasselt),
blùi (Q002p Hasselt),
bloem:
bloem (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
enne bloem stoan
bloem (Q002p Hasselt),
fleur:
fleur (Q002p Hasselt
[(in volle fleur)]
)
|
bloei || Opgaven voor de uitdrukking "in (de) bloei staan"; het zelfstandig naamwoord. [L 32, 76; monogr.]
I-4, III-4-3
|
24523 |
bloeien |
bloeien:
(-) bled (Q002p Hasselt),
(-) bleit (Q002p Hasselt),
(-) blijt (Q002p Hasselt),
(-) bloeit (Q002p Hasselt),
blèèn (Q002p Hasselt),
blø̜̄ǝ (Q002p Hasselt),
blùin (Q002p Hasselt),
blēn (Q002p Hasselt),
blē̜n (Q002p Hasselt),
blęi̯ǝ (Q002p Hasselt),
in bloei staan:
spelfout?
nə (-) stət en bliR (Q002p Hasselt),
in volle bloem staan:
(-) stie èn volle bloem (Q002p Hasselt),
in volle fleur staan:
(-) stie èn volle fleer (Q002p Hasselt)
|
bloeien || De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] || in bloei staan [ZND 32 (1939)]
I-4, III-4-3
|
20718 |
bloem |
bloem:
blum (Q002p Hasselt),
Syst. Frings
blum (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
meel:
Syst. Frings
mīəl (Q002p Hasselt),
stubmeel:
stepmīǝl (Q002p Hasselt),
Syst. Frings
stepmīəl (Q002p Hasselt)
|
Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] || Bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. In verband met het onderscheid tussen ''meel'' en ''bloem'' (zie de toelichting bij het lemma ''gemalen en gezuiverd graan'') zijn de opgaven die op het begrip "meel" duiden zoals roggemeel, tarwe, tarwemeel uit dit lemma overgebracht naar het lemma ''gemalen en gezuiverd graan''. Ten aanzien van het woordtype "patent" zij opgemerkt dat de patentbloem komt uit het hart van de meelkern wiens kleur mooi wit is (Schoep blz. 12). De graad van fijnheid wordt aangegeven door "0" (zero). Hoe meer zero''s, hoe fijner de bloem. [N 29, 15c; N 29, 14b; N 29, 14a; N 16, 80; N 29, 16] || Bloem van het meel (bloem, dons, blom, blons?) [N 16 (1962)]
II-1, II-3, III-2-3
|
24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
bloem (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
blumə (Q002p Hasselt)
|
bloem || bloemen [RND]
III-4-3
|
25543 |
bloem mengen |
mengelen:
męŋǝlǝ (Q002p Hasselt)
|
De verschillende soorten bloem die de bakker koopt, gaat hij mengen met het doel een zo goed mogelijk product te verkrijgen. Hij meleert de verschillende soorten bloem in bepaalde verhoudingen. Dit kan het beste gebeuren in de z.g.n. meleermachine. Men kan niet zo maar de verschillende bloemsoorten bij elkaar storten. Moet men met de hand mengen, dan is vereist de verschillende soorten eerst door elkaar te mengen. Stort men de bloem in de deegmachine , dan moet men deze enkele minuten laten draaien, waardoor men de soorten voldoende mengt (Schoep blz. 38)
II-1
|