e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q002p plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlieger papieren vogel: ənə pəpēirə vøgəl (Hasselt), /  ne pappejere veu.gel (Hasselt), papejere veugel (Hasselt), [Met afbeelding].  papejere veu.gel (Hasselt), Sub afl. papejere sub papier.  ne papejere veu.gel (Hasselt), Sub vogel, (2).  papejere veu.gel (Hasselt), vlieger: vlęj.gǝr (Hasselt), /  ne vlej.ger (Hasselt), vlejger (Hasselt) / [SND (2006)] || Een vlieger (Fr. cerf-volant). [ZND B1 (1940sq)] || Kunstzwerm bij het kastimkeren, samengesteld uit koningin en uitsluitend vliegbijen. Op het moment van een goede dracht, bijvoorbeeld rond de middag, haalt de imker het raam met daarop de koningin, uit de kast waarvan hij een kunstzwerm wil maken en hangt die in het midden van de lege kast (Eeckhout, pag. 148). Daarnaast worden ramen met uitlopend broed, uitgebouwde ramen en waswafelramen geplaatst. De moederkast, de kast waaruit raam met koningin werd genomen, wordt op een willekeurige plaats gezet. De vliegbijen zullen naar de kast met koningin vliegen, zodat deze kast sterk bevolkt zal worden. De moederloze kast, afkomstig van een eveneens sterk volk, wordt door de imker aangezet tot broeden en groeit zo weer uit tot een sterk volk. [N 63, 92a] || vlieger [SND (2006)] || Vlieger. || Vlieger: Papieren vogel, vlieger. II-6, III-3-2
vlieggat, vliegspleet vlieggat: vlix˲gāt (Hasselt), vliegkoot: vlixkōjǝt (Hasselt) Opening aan de voorkant van korf en kast waardoor de bijen in en uit kunnen vliegen. Een vlieggat moet niet te hoog van de grond zijn en liefst niet gericht op de koudste windrichting. ''s Winters kan men het vlieggat in de korf dichtmaken met een rolletje stro met wilgebast omwonden. In de moderne kast werkt men met een vlieggatschuif om de vliegspleet af te sluiten. Wat betreft het woordtype "tijlgat" zij opgemerkt dat het woorddeel "tijl" moeilijk eenduidig is te etymologiseren. Bij het kiezen van de woordtypen heeft de redactie de verschillende verklaringen in het midden gelaten. Het grondwoord is ''ijlgat''. Met het voorafgaande lidwoord ''het'' werd de uitspraak door metanalyse ''tijlgat''. Dus ''tijlgat'' is ontstaan uit ''het ijlgat''. Of in dit lemma alle varianten van ''tijl-'' als metanalyse van ''het ijl-'' geīnterpreteerd kunnen worden, blijft echter een vraag. [N 63, 5a; N 63, 10b; N 63, 5b; Ge 37, 15; monogr.] II-6
vliegtuig vlieger: vlej.ger (Hasselt), vliegmachine: sub vliegen.  vlej.gmesjin (Hasselt) vliegtuig III-3-1
vliegveld vliegplein: sub vliegen.  vlej.gplaa.n (Hasselt) vliegveld III-3-1
vlier heulenteer: oulenteer (Hasselt), klotshout: klotshoa.t (Hasselt), gecombineerd met ZND 8 055, idem  klotshoot (Hasselt), klotshoutenboom: gecombineerd met ZND 8 055, idem  kloͅtshōͅtəbuəm (Hasselt), vlier: flier (Hasselt), vlej.er (Hasselt), vlierboom: gecombineerd met ZND 8 055, idem  flēͅərbum (Hasselt) vlier || vlierboom (sambucus nigra) [ZND 15 (1930)] || vlierhout III-4-3
vlierbes klotsbeer: klotsbe.re (Hasselt), -  klotsbe.re (Hasselt), vlierbeer: Volgens anderen.  flej.er.be.re (Hasselt) vlierbes III-4-3
vlinder pepel: pīəpəl (Hasselt, ... ), pepelaar: pe.pəli.ər (Hasselt), pej.peliër (Hasselt), pēi̯pəlīər (Hasselt) vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 16 (1934)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2
vlinderdasje noeudje (<fr.): nøkə (Hasselt), nondejuke: noͅndəžikə (Hasselt), Fr. nom de Dieu. Zie ook afb. p.441.  nondezjīēke (Hasselt) strikje || vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)] III-1-3
vlo (enk.) vlo: vloeëj (Hasselt), vlōēi (Hasselt), vlōēëj (Hasselt), vlūj (Hasselt, ... ), vlūj’ (Hasselt) mensenvlo [N 26 (1964)] || vlo [ZND m] || vlo (pulex irritans), enk. [DC 54 (1979)] || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)] || vlo, vlooi [Willems (1885)] III-4-2
vlo (mv., fon.) vlie: vlī (Hasselt), vloeien: vloeëje (Hasselt) vlo (pulex irritans), mv. [DC 54 (1979)] || vlo (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-2