33668 |
vloeiweide |
watering:
wātǝriŋ (Q002p Hasselt),
wetering:
wiǝtǝreŋ (Q002p Hasselt)
|
Weiland, laag gelegen en zodanig aangelegd dat van tijd tot tijd kunstmatige bevloeiing kan plaatsvinden. [N 14, 58]
I-8
|
19702 |
vloertegel |
plavei:
plavee (Q002p Hasselt),
pləvē (Q002p Hasselt),
tichel:
Verklw. tiechelke
tiechel (Q002p Hasselt)
|
een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)] || plavei || tegel
III-2-1
|
19277 |
vlug |
rap:
rap l؉pe
rap (Q002p Hasselt)
|
vlug
III-1-4
|
17937 |
vlug lopen |
benen:
B.v. toeën em de peliz zouch, mosj`em zeien biene (hard lopen gaan).
bīn (Q002p Hasselt),
koersen:
B.v. wille v`ns koerse (= wedlopen).
kursə (Q002p Hasselt),
krossen:
Meestal gebruikt door tieners; soms met de bijbetekenis zo hard lopen als je maar kan.
kroͅsə (Q002p Hasselt)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34016 |
vlugger |
allez-ju:
alę. jy (Q002p Hasselt),
arree:
arē (Q002p Hasselt)
|
Voermansroep om het paard sneller te doen gaan. [N 8, 95g]
I-10
|
33867 |
vocht afscheiden |
druppen:
drępǝ (Q002p Hasselt),
leken:
lēkǝ (Q002p Hasselt),
snoeren:
sni̯ǝrǝ (Q002p Hasselt)
|
[N 8, 45, 46 en 48]
I-9
|
33874 |
vochtafscheiding uit de tepels als teken van zwangerschap |
(ze heeft) stopjes:
stɛpkǝs (Q002p Hasselt)
|
Er zijn diverse uitdrukkingen ter aanduiding van de komende geboorte van het veulen. De eerste tekenen die op een naderende geboorte wijzen, zijn de volgende: de merrie wordt onrustig en drentelt door haar stal, terwijl ze regelmatig tekenen van krampen en pijn (weeën) vertoont. De hars die zich aan de spenen heeft gevormd, druipt er nu af en de banden zijn los, d.w.z. de spieren aan beide zijden van de staartwortel zijn slap. [N 8, 51]
I-9
|
18217 |
vod |
vod:
vod (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
voͅdə (Q002p Hasselt)
|
Vod. Met een vod afkuisen [ZND 37 (1941)] || vodden, lompen [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|
21396 |
voddenkoopman |
voddenvent:
ps. omgespeld volgens Frings.
nə voͅdəveͅnt (Q002p Hasselt)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33229 |
voederbieten |
bieten:
bitǝ (Q002p Hasselt),
bęi̯tǝ (Q002p Hasselt),
groenhals:
gręi̯nals (Q002p Hasselt),
rosé:
rozē (Q002p Hasselt),
tonnetjes:
tǫnǝkǝs (Q002p Hasselt
[(vroeger)]
),
voederbieten:
vøi̯ǝrbęi̯tǝ (Q002p Hasselt),
vøi̯ǝrbītǝ (Q002p Hasselt)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.]
I-5
|