e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dunne wollen kous fijne kous: fen kōͅsə (Hasselt) kousen, dunne (wollen) ~ [slekke kousen] [N 24 (1964)] III-1-3
dunne zijden dameskous nylonkous: neløͅ koͅsə (Hasselt), zijden kous: zēͅ kōͅsə (Hasselt) dameskousen, dunne zijden ~ [N 24 (1964)] III-1-3
dunne zwarte rouwkous fijne zwarte kous: fen zwartə kōͅsə (Hasselt), rouwkous: røkoͅsə (Hasselt) kousen, dunne zwarte ~ gedragen in de rouwtijd [N 24 (1964)] III-1-3
durven dorren: daaren (Hasselt), dare (Hasselt), daren (Hasselt), dā.rə (Hasselt), dārə (Hasselt) durven [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-4
duur duur: deər (Hasselt), deͅir (Hasselt), dier (Hasselt) duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)], [ZND m] III-3-1
duwen duwen: duîen (Hasselt), dèùn (Hasselt), dø͂ͅn (Hasselt) duwen [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-1-2
duwer van de aanaardhandploeg handvat: ant˲vaǝt (Hasselt) Zie de toelichting bij het lemma Aanaardhandploeg. [N 18, 46c] I-5
dwaallicht dwaallichtje: dwâlliechtje (Hasselt), lichtmadetje: lichmaikə (Hasselt) Dwaallicht (vlammetje boven een moeras, Fr. feu follet). [ZND 05 (1924)] III-3-3
dwarsbalk van de hooihark gritselkop: gretsǝlkǫp (Hasselt) De balk van de hooihark waarin de tanden zijn bevestigd; zie afbeelding 11, b. De instabiliteit van de heteroniemen wijst erop dat het begrip amper tot de eigenlijke landbouwterminologie is doorgedrongen. [N 18, 92b] I-3
dwarsbalkjes, egscheien scheien: sxē.ǝ (Hasselt) De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.] I-2