e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
felsen krempen: krɛ.mpǝ (Hasselt) De randen van dunne metalen platen en voorwerpen omvouwen en aandrukken met het doel ze aan elkaar te bevestigen. Bij het felsen met een felshamer gaat men als volgt te werk. Het te bewerken voorwerp wordt eerst zodanig tegen een rechthoekige ijzeren staaf geplaatst, dat de om te buigen rand daar buiten uit steekt. Dan wordt deze rand met behulp van een (houten) hamer haaks om de staaf neergeklopt. Hetzelfde geschiedt met de rand van de plaat of het voorwerp dat aan het eerste moet worden vastgemaakt. Vervolgens haakt men de beide stukken met hun omgebogen randen in elkaar en klopt met behulp van de hamer de beide randen samen plat. Op deze wijze ontstaat een felsnaad die eventueel vervolgens nog gesoldeerd kan worden. Er bestaan ook machines die deze bewerkingen kunnen uitvoeren. Vgl. het lemma "felsmachine". [N 64, 97, add.; monogr.] II-11
felsnaad kremp: krɛ.mp (Hasselt) De naad die ontstaat bij het felsen. Zie ook afb. 176 en de toelichting bij het lemma "felsen". [monogr.] II-11
fiets velo: iene velo (Hasselt), inne villo (Hasselt), velo (Hasselt), ene twee es dof  ene ville (Hasselt), i als in villen  ne vilo (Hasselt), mannelijk  ne vilo (Hasselt) fiets [ZND 44 (1946)] || Fiets. [ZND 35 (1941)] III-3-1
fietser velorijder: də twī vēlorēͅərs krözdə məkānərə (Hasselt), raiers: ai zoals in baiser  de tweie vileuraiers kraiste mekanere (Hasselt) De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)] III-3-1
fijn broed honingcel: honingcel (Hasselt) De cellen bestemd voor het uitbroeden van werkbijen en het opbergen van honing. De zwerm begint altijd met het bouwen van dit fijn werk of de werkbijenraat. Deze raat bestaat uit kleine, in doorsnede vrijwel gelijke zeszijdige cellen, waarbij het punt waar drie zijden samenkomen steeds het midden vormt van het bodemvlak der aan de andere zijde van de raat gelegen cel. [N 63, 16b] II-6
fijne hagel fijne hagel: fēͅuəu āgəl (Hasselt), hagel: (m.)  àgəl (Hasselt) fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4
fijngebouwd fijn: fɛ̄n (Hasselt) Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c] I-9
fijt fijt: faat (Hasselt, ... ), fā.t (Hasselt), feet (Hasselt), feit (Hasselt), fijt (Hasselt) fijt [ZND m] || ik heb de (of het) fijt (zeer pijnlijke verzwering van een vingertop) [ZND 35 (1941)] III-1-2
filet, haas filet: fie.lè (Hasselt), fielè (Hasselt, ... ) filet || ossehaas || ossehaas, biefstuk van het haasje III-2-3
filter in de melkzeef sermijndoek: sɛrmęi̯ndoǝk (Hasselt), zijgdoek: zɛgdǫk (Hasselt) In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.] I-11