18620 |
gebreide wollen muts |
gestrikte muts:
gəstrigdə møts (Q002p Hasselt),
poldermuts:
poͅldərmøts (Q002p Hasselt)
|
muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)] || vrouwenmuts, zwarte, dikke gebreide ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18145 |
gebrekkig persoon |
sukkelaar:
nə søgəlīər (Q002p Hasselt)
|
een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
20048 |
gebroken hartjes |
mariahartjes:
bloem, Dicentra spectabilis
máriahartsjes (Q002p Hasselt)
|
Gebroken hartjes (dielytra (dicentra) spectabilis). Algemeen bekende sierplant uit China en Amerika. Behorend tot de familie der duivekervelachtigen. Het lijken dubbele bloemen van helmbloem (heilig hart, druipende hartjes, lieve-vrouwen-hartjes, schrob).
III-2-1
|
22436 |
gebruik |
gebruik:
gəbrē.k (Q002p Hasselt),
Fr. ai-klank.
gebraik (Q002p Hasselt),
n Aad gebrèè.k.
gebrèè.k (Q002p Hasselt),
gewente:
gewente (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
gewiente (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
gewinte (Q002p Hasselt),
Afl. sub gewend.
gewiente (Q002p Hasselt),
Analogisch naar gewiend gewend: Kil. ghewente j. ghewoonte.
gewiente (Q002p Hasselt)
|
Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)] || Dat is zo het gebruik (de woonte, enz.). [ZND 23 (1937)] || Gebruik. [ZND 01 (1922)] || gebruik. [ZND m] || Gewoonte (z. ald.). || Gewoonte.
III-3-2
|
19049 |
gedachte |
gedacht:
da¯s e gedach: dat is een goed idee
gedach (Q002p Hasselt)
|
gedachte
III-1-4
|
19090 |
gedienstig |
gedienstig:
(H)ije ès gedinsteg (Q002p Hasselt),
gedinstig (Q002p Hasselt),
hie eis gedinstig (Q002p Hasselt),
hieəs gedinstig (Q002p Hasselt),
eerste i als in kin
hi es gedinstig (Q002p Hasselt),
gewillig:
gewillig (Q002p Hasselt)
|
Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
32250 |
gedraaid hout |
gedraaid hout:
gǝdruǝt hǭt (Q002p Hasselt)
|
Hout waarvan de draad spiraal- of schroefvormig links of rechts van de as loopt. Gedraaid hout is moeilijk te klieven en levert duigen op die scheef zijn. [N E, 2]
II-12
|
17545 |
gedrongen persoon |
diknek:
döknak (Q002p Hasselt)
|
gedrongen, een gedrongen postuur hebben [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17546 |
gedrongen postuur |
gestuikt:
hij is gestuikt (Q002p Hasselt),
hij is maar kop en kont
gestuikt (Q002p Hasselt),
ingeduikt:
(ingedeukt)
eŋədøkt (Q002p Hasselt)
|
gedrongen, een gedrongen postuur hebben [N 10 (1961)] || klein van gestalte [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33915 |
gedrukt |
gedrukt:
gǝdrękt (Q002p Hasselt),
geduwd:
gǝdø̜̄ǝt (Q002p Hasselt)
|
Een slecht passend tuig - vooral het gareel bij het trekken - drukt door op de huid. Het paard krijgt drukwonden en vlekken. Vgl. het lemma ''witte vlekken'' (7.34). [N 8, 94b]
I-9
|