e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gesneden mannelijk varken berg: bę.rǝx (Hasselt), bęrǝx (Hasselt), bɛ.rǝx (Hasselt), bɛrx (Hasselt), bɛrǝx (Hasselt) Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12] I-12
gesneden vrouwelijk varken gesneden zeug: gǝsnēi̯ǝ zø̄x (Hasselt) Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.] I-12
gesp boucle (fr.): Fr. boucle.  boekel (Hasselt), gesp: gaisp (Hasselt), gesp (Hasselt), geͅsp (Hasselt), gèsp (Hasselt) gesp [ZND 01 (1922)] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)] III-1-3
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen stamper: stāmpǝr (Hasselt) De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b] I-6
gesteven voorstuk van een overhemd plastron (fr.): plastrŏ (Hasselt), plastro͂ͅ (Hasselt) voorstuk, gesteven ~ van een overhemd [fruntje, plastron] [N 23 (1964)] III-1-3
gestreepte broek fantasiebroek: fantazībruk (Hasselt), streepjesbroek: stripkəsbruk (Hasselt) broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)] III-1-3
getob; tobben gemartel: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gemartel (Hasselt), gesukkel: ook materiaal znd 23, 78: "Wanneer iets na lang proberen maar niet wil lukken zegt men: wat een ....., gesukkel  gəsøgəl (Hasselt) gemartel [ZND 01 (1922)] III-1-4
getrouwde vrouw getrouwde vrouw: gətróódə vróó (Hasselt) getrouwde vrouw; een - - moet kunnen naaien [RND] III-2-2
getuigen getuigen: getāigə (Hasselt), getygen (Hasselt), tuigen: tēgə (Hasselt), tø͂ͅgə (Hasselt), tøͅgə (Hasselt) getuigen [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)], [ZND m] III-3-1
getuigrek stekken van het paardsgetuig: stɛkǝ van t pi̯ārts˲gǝtē̜ ̞x (Hasselt) Het zwaardere paardetuig wordt meestal opgehangen aan de muur aan een rek, zware stokken, haken, knuppels, balkjes etc. Het kan ook op een plank gelegd worden. De benamingen geven vaak aan om welke mogelijkheid het gaat. Benamingen die naar een kast of kist verwijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "getuigkast" (2.3.7). Zie ook dat lemma. [N 5A, 59e; add. uit N 13, 81] I-6