20744 |
appeltaart |
appelvlaai:
Syst. Frings
apəlvlai̯ (Q002p Hasselt),
apəlvla͂i̯ (Q002p Hasselt),
gozte (wa.):
Syst. Frings
goͅzeͅt (Q002p Hasselt)
|
Appeltaart (tartepom?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20753 |
appeltaartje |
appelvlaaitje:
Syst. Frings
apəlvla͂i̯kə (Q002p Hasselt),
klein vlaaitje:
klein vlaaike (Q002p Hasselt),
Syst. Frings
klē vla͂i̯kə (Q002p Hasselt),
taartenpom:
tartepom (Q002p Hasselt),
taartenpommetje:
in tartepommeke (Q002p Hasselt),
Syst. Frings D-vormig - toe
tartəpoͅŋskə (Q002p Hasselt),
tartelet:
Syst. Frings
tartəleͅt (Q002p Hasselt)
|
Appeltaartje (tartepumke, toeslaag?) [N 16 (1962)] || een klein appeltaartje, in de vorm van een halve maan [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
24119 |
appelvink |
appelvink:
apəvēͅŋk (Q002p Hasselt)
|
appelvink (18 grote snavel, kort staartje; grote vogel; zeer schuw; zeldzaam; vreet vruchtenpitten; roep [ptik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
20990 |
appelvlaai |
appelenvlaai:
appelevla͂.j (Q002p Hasselt)
|
appelvlaai
III-2-3
|
22451 |
aprilgrap |
aprilvis:
apri.lvès (Q002p Hasselt),
Gall.
apri.lvès (Q002p Hasselt)
|
Aprilgrap: *Aprilvis. || de onzinnige boodschap op 1 april [aprilvis, aprilzaad, zikkelzaad] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
30265 |
architraaf |
chambranle:
šambráŋ (Q002p Hasselt),
šavráŋ (Q002p Hasselt)
|
Zie kaart. Omlijsting van een raam- of deurkozijn, doorgaans in de vorm van een geprofileerde lat. In de eenvoudigste vorm bestaat de architraaf uit een koplat die op het kozijn wordt gespijkerd. Meestal wordt er echter een platstuk aan toegevoegd dat met de koplat een geheel kan uitmaken of ook wel afzonderlijk met een sponning in de koplat wordt gewerkt. Wanneer de architraaf breder is dan het kozijnhout, worden in de muur architraafklossen gemetseld waartegen de architraaf kan worden vastgezet. [N 55, 20; N 55, 145; monogr.]
II-9
|
33100 |
aren lezen |
oogsten:
ustǝ(n) (Q002p Hasselt),
uǝstǝ (Q002p Hasselt),
ūstǝ(n) (Q002p Hasselt)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
32877 |
arend van de zeis |
ang:
ãŋ (Q002p Hasselt)
|
Het blad van de zeis loopt aan de zijde waar het met de steel verbonden is uit in een smal, vaak extra verstevigd, stukje staal, de arend, dat tegen de steel van de zeis aanligt en door middel van de zeisring daaraan wordt vastgemaakt. Aan het uiteinde is de arend voorzien van een nokje dat in een gat in de steel wordt gestoken of geslagen; soms zijn er twee dergelijke nokjes (vergelijk het woordtype dobbelang). Voor de hoek die de arend met het zeisblad maakt, en het belang hiervan voor een goede "voering" van de zeis, zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. Zie afbeelding 5, nummer 1. [N 18, 68a; JG 1a, 1b; A 4, 28c; A 14, 1; L 20, 28c; L 45, 1; monogr.]
I-3
|
18239 |
armband |
armband:
ermband (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
ärmbānt (Q002p Hasselt),
bracelet (fr.):
brajelèt (Q002p Hasselt),
brasəlet (Q002p Hasselt),
inne bracelet (Q002p Hasselt),
’n brazelèt (Q002p Hasselt),
Fr. bracelet.
brace`lèt (Q002p Hasselt)
|
armband || armband (Fr> bracelet) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
21295 |
arme mens |
arme mens:
innen erme mins (Q002p Hasselt),
n erme mins (Q002p Hasselt),
nen erme mins (Q002p Hasselt),
nen erme minsch (Q002p Hasselt),
nen erreme mins (Q002p Hasselt),
nən ärmə mens (Q002p Hasselt)
|
een arme mens [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|