24988 |
heen en weer (bewegen) |
over en het weer:
ēvəreͅntwier (Q002p Hasselt)
|
heen en weer [ZND m]
III-4-4
|
21285 |
heer |
heer:
i.ər (Q002p Hasselt)
|
heer [RND]
III-3-1
|
24607 |
heermoes |
rattestaart:
ratǝstart (Q002p Hasselt)
|
Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.]
I-5
|
20363 |
heeroom |
heernonk:
hieͅrno.ŋk (Q002p Hasselt)
|
heeroom [ZND m]
III-2-2
|
18015 |
hees, schor |
hees:
hees zijn (Q002p Hasselt),
hē.s (Q002p Hasselt),
hēs (Q002p Hasselt),
hies (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
hīēs (Q002p Hasselt),
hīəs (Q002p Hasselt),
īs (Q002p Hasselt),
krets in de keel:
ne krets in de kieël (Q002p Hasselt),
roest in de keel:
røͅsteͅm (Q002p Hasselt)
|
hees [ZND 01 (1922)], [ZND m] || hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] || schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20129 |
heet, hitsig |
lopig:
lipəx (Q002p Hasselt)
|
heet, hitsig [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
19447 |
heg, haag |
haag:
haag (Q002p Hasselt),
Verklw. aagske
aag (Q002p Hasselt)
|
haag
III-2-1
|
24168 |
heggenmus |
haagmus:
hāxmēͅs (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
heggemus (14,5 overal bekend; grauw, zit graag onder en in heggen; nestje heeft mos binnenin; blauwe eitjes; zang helder krinkelend, ook s winters [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19539 |
heibezem |
bezem:
m.
bɛsəm (Q002p Hasselt),
heibezem:
hēbɛsəm (Q002p Hasselt),
stalbezem:
m mv. ~\\
stalbeͅsəm (Q002p Hasselt)
|
bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
28648 |
heidehoning |
heihoning:
hēhø̄ǝneŋ (Q002p Hasselt)
|
Honing afkomstig van de heidebloesem. De heide was in oude tijden de belangrijkste honing- of drachtbron. Maar hoeveelheid en kwaliteit van de heide zijn in de afgelopen decennia zienderogen achteruitgegaan. Hij is goudbruin van kleur en heeft een pittig en sterk aroma. [N 63, 112b; JG 1a; Ge 37, 133; monogr.]
II-6
|