e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kampen kampen: Vero.  ka.mpə (Hasselt) Kampen: Het tegen elkaar uitkomen van twee of meer winnaars bij het dammen. III-3-2
kanaal kanaal: an diejn kant van het kanail (Hasselt), an dən andrə kant van t kanāl (Hasselt), anəna͂nərə ka͂nt vant kanāl (Hasselt), kənà:l (Hasselt) Aan genen kant (niet aan deze kant) van het kanaal [ZND 24 1937)] || kanaal [ZND m] III-3-1
kandelaar bougeoir (fr.): Fr. bougeoir  boezjwáá.r (Hasselt), kandelaar: kandelieër (Hasselt), kennelier (Hasselt), Verklw. ke.ndzeliërke  ke.ndzjeliër (Hasselt), kandelaber: kandelaber (Hasselt), luchter: li.xtər (Hasselt) kandelaar || Kandelaar. Hoe heet een kandelaar, zoals er vroeger langs beide zijden op de schoorsteen stonden ? [ZND 37 (1941)] || lage kandelaar || luchter [ZND m] III-2-1
kandelaar op het altaar kaarsenhouder: kèrsehager (Hasselt), kandelaar: kandelaar (Hasselt) De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)] III-3-3
kandijsuiker borstsuiker: bossoeker (Hasselt, ... ), theesuiker: teesoeker (Hasselt) borstsuiker || borstsuiker, gestampte kandijsuiker || theesuiker, witte aan een draad geregen kandijsuiker III-2-3
kans kans: verklw. ke.nske iech gië.f ze e klee ke.nske vir te wènne: Volgens mij hebben ze een klein kansje om te winnen  ka.ns (Hasselt) kans III-1-4
kap aan de vlegelknuppel kap: kap (Hasselt) In tegenstelling tot de kap aan de vlegelstok die van ijzer is, is de kap aan het slaghout van leer. De meest voorkomende vorm van deze kap is een zeer stevig stuk taai varkensleer (in Q 9: van ezelleer); aan de uiteinden zitten enkele gaatjes, waar een leren veter doorheen wordt gehaald waarmee de kap, met een lus, om de vlegelknuppel wordt vastgesnoerd. Daartoe zijn in de enigszins afgeplatte kant van de knuppel enkele (doorgaans drie) inkepingen gemaakt waar de veters doorheen lopen. Zie afbeelding 10, d. In L 286 tekent de zegsman een vlegelknuppel met een gat erin, waardoor de vlegelband loopt. [N 14, 3b, 3d en 3e; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
kap aan de vlegelstok oog: ūx (Hasselt) Het uiteinde van elk van beide vlegelhouten voorzien van een kap die dient om de twee houten delen aan elkaar te bevestigen en wel op zo''n manier dat de slaande werking van de vlegel bij het dorsen optimaal is. Bij de meest voorkomende scharnierconstructie is de kap aan de vlegelstok van metaal en die aan de vlegelknuppel van leer. In dit lemma gaat het dus om de metalen kap aan de vlegelstok; meestal is er een beugel aangesmeed; deze ring of oog is vaak benoemingsmotief voor de gehele kap. Zie afbeelding 10, c. Soms vindt men, in plaats van de metalen kap, aan het uiteinde van de vlegelstok twee geboorde gaten waar de vlegelband doorheen loopt; de zegslieden van L 282 en 288 geven dit uitdrukkelijk op; zie afbeelding 10, f. [N 14, 3b, 3d en 3e; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
kap van een lange schoudermantel kap: kap (Hasselt, ... ) kap van lange schoudermantel zonder mantel [kovel, keuvel] [N 23 (1964)] III-1-3
kapelaan kapelaan: kaplone (Hasselt), kaplōͅn (Hasselt), keploan (Hasselt), ənə kəplòn (Hasselt) Een onderpastoor. [ZND B1 (1940sq)] || Hoe noemt men de priester (of de priesters) die de pastoor helpen de parochie bedienen (Fr. vicaire)? [ZND 36 (1941)] III-3-3