20688 |
bal gehakt |
boulette (fr.):
Syst. Frings Woord van jongste generatie dialectsprekers (15-17 jaar).
buleͅt (Q002p Hasselt),
frikadel:
Fr. fricadelle
friekkadél (Q002p Hasselt),
Syst. Frings
frekədɛl (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
frikadeͅl (Q002p Hasselt)
|
Bal gehakt (frikkedel?) [N 16 (1962)] || gehaktbal
III-2-3
|
21296 |
balans |
warsschei:
wi̯āssxē (Q002p Hasselt)
|
Dwarshout, dat met een haak aan een wagen vastgemaakt wordt en waar de strengen van de - meestal twee of drie - paarden aan bevestigd worden. Dit dwarshout is dubbel zo breed als het gewone zwenghout (zie dat lemma). Het wordt alleen gebruikt in de streken met de zwaardere en meer vruchtbare grond: Haspengouw en het Maasland. Uit de rest van Limburg waren er hier en daar ook opgaven, maar aangezien deze steeds identiek waren met die voor het gewone zwenghout, kan men aannemen dat het om vergissingen gaat. Dit dubbele zwenghout komt ook voor bij de ploeg en de eg (zie het lemma evenaar, tweespanszwenghout in wld I.2). [N 17, 69b; N G, 65b; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 34, 11; monogr.]
I-13
|
18605 |
balein |
balein:
ba`lēn (Q002p Hasselt),
baleͅn (Q002p Hasselt),
bəlēͅn (Q002p Hasselt)
|
balein uit het korset [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33427 |
balken van de zolder boven de dorsvloer |
leghout:
lęxǭt (Q002p Hasselt),
leghouter:
lęx(h)ǭtǝr (Q002p Hasselt),
sinkelhouter:
siŋkǝl(h)ǭtǝr (Q002p Hasselt)
|
De zware rondhouten die op de gebintbalken boven de dorsvloer rusten en die de zoldervloer vormen. Deze zolder is een schelf, die ofwel altijd aanwezig is, ofwel elk jaar tijdens het bergen van de oogst gevormd wordt en weer verwijderd als hij leeg is. De rondhouten worden gelegd van het ene gebint naar het andere of dwars op de lengterichting van de beuk die de dorsvloer inneemt. De enkelvoudsvormen betreffen ofwel één van de balken of zijn collectief voor al de balken samen. Zie ook de lemmata "onderste" en "bovenste balken van de schelf" (3.4.2 en 3.4.3). Zie ook afbeelding 14.c bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68b; N 4, 35 en 68; N 4A, 13a en 13b; monogr.]
I-6
|
20695 |
balkenbrij |
balkenbrij:
Syst. Frings Zonder vel rond + met stukjes spek
balkəbrē (Q002p Hasselt),
kruipuit:
Syst. Frings
krəbø.t (Q002p Hasselt)
|
Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22707 |
balletje bij het bikkelen |
kabas:
kabas (Q002p Hasselt)
|
Het balletje of de knikker. [N R (1968)]
III-3-2
|
23039 |
balspel |
paalbal:
Ss. sub paal.
poa.lba.l (Q002p Hasselt)
|
*Paalbal, soort balspel aan een paal.
III-3-2
|
20991 |
bananenvlaai |
bananenvlaai:
benannevla͂.j (Q002p Hasselt)
|
bananenvlaai
III-2-3
|
28845 |
band, lint |
band:
bant (Q002p Hasselt),
lint:
lent (Q002p Hasselt)
|
Lintvormig weefsel van katoen, linnen, fluweel enz. ter afboording, versiering of versteviging. [N 62, 58d; N 62, 58c; Gi 1.IV, 55; Gi 1.IV, 56; monogr.]
II-7
|
34084 |
banden |
banden:
bān (Q002p Hasselt),
pezen:
pēzǝ (Q002p Hasselt)
|
Een duidelijk zichtbare spierbundel even boven het begin van de staart aan weerskanten van het staartbeen, die zich ontspant wanneer de koe moet kalven. [N 3A, 111a]
I-11
|