e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kinderstoel kakstoel: kakstouë.l (Hasselt, ... ) kinderstoel III-2-1
kinds kinds: kens (Hasselt), kè.nds (Hasselt) kinds [ZND 11 (1925)] III-2-2
kinketting bride: brīt (Hasselt), kinkettel: kenkętǝl (Hasselt), kinketting: kenkęteŋ (Hasselt) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kinkhoest kiekhoest: kē.khoəs (Hasselt), kē.khoəst (Hasselt), kinkhoest: keŋkhous (Hasselt), keŋkous (Hasselt), kinkhooəst (Hasselt) kinkhoest [ZND 01 (1922)], [ZND B1 (1940sq)], [ZND m] III-1-2
kinnebak kin: ken (Hasselt, ... ), kinnebak: kinnebak (Hasselt), kinəbak (Hasselt) kinnebak [N 10b (1961)], [ZND 01 (1922)] III-1-1
kinriem stoot: stuǝt (Hasselt) Verlenging van de neusriem die onder de kin van het paard doorloopt. [N 13, 24] I-10
kipkap hoofdkaas: Syst. Frings  hītkīəs (Hasselt), iətkiəs (Hasselt), kipkap: Syst. Frings  kepkap (Hasselt, ... ) Kleine blokjes vlees, gesneden uit hart, nieren en ander binnenvlees (kipkap, kluisters?) [N 16 (1962)] III-2-3
kippen hennen: enǝ (Hasselt), henǝ (Hasselt), henǝn (Hasselt), hēnǝ (Hasselt), hęnǝ (Hasselt), hoender: ondǝr (Hasselt) De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.] I-12
kippen -kinderwoord sjiepjes: šępkǝs (Hasselt), tsjiepen: tšipǝ (Hasselt), tsjiepjes: (enk)  tšępkǝ (Hasselt) [N 19, 38; monogr.] I-12
kippen -werkwoord gepekt (volt. deelw.): gǝpekt (Hasselt) De eierschaal doorprikken, zich uit de eierschaal bevrijden, gezegd van kuikens in het ei. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12