e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

Gevonden: 5340
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bandhaak bandhaak: banthǭk (Hasselt), trekker: trękǝr (Hasselt) De haak waarmee men de definitieve kopband om het vat trekt terwijl men tegelijkertijd de band met het slagijzer aandrijft. Zie ook afb. 225. [N E, 46] II-12
bandijzer bandijzer: bant˱ē̜zǝr (Hasselt) Het zeer platte staafijzer, waaruit de definitieve banden vervaardigd worden. Zie ook het volgende lemma. [N E, 43] II-12
bandschort met borststuk voordoek: viəreŋ (Hasselt), vīrəŋ (Hasselt) schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)] III-1-3
bang bang: baŋ (Hasselt), ginne bang (h)èbbe: niet bang zijn voor  bang (Hasselt) bang [ZND m] III-1-4
bangerik bangerik: bangeriek (Hasselt), bangschijt: bangschee.t (Hasselt), baŋschēt (Hasselt), broekschijter: broekschèè.ter (Hasselt), schrikschijt: schriekschee.t (Hasselt, ... ) bangerik, bangscheet || bangerik, schrikscheet || Bloodaard, bangerik, enz. [ZND 05 (1924)] || broekschijter, lafhartig mens III-1-4
bankbiljet banknote: ps. omgespeld volgens Frings.  ən baŋkn"t (Hasselt), briefje: ps. omgespeld volgens Frings.  ə brefkə (Hasselt, ... ), ə breͅfkə (Hasselt) bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)] III-3-1
barbeel berp: be.rrep (Hasselt) barbeel (witvis) III-4-2
baret baret (<fr.): bare (Hasselt), bareͅt (Hasselt), beret (Hasselt) baret [flat, floets] [N 25 (1964)] III-1-3
barmsijs berpje: bɛ̄rpkə (Hasselt) sijs: barmsijs (12,5 bruin, met steeds rood voorhoofd en zwart sikje; alleen in sommige jaren op trek; gewoonten als sijs [006]; ook in mast- en berkenbos; twee soorten [N 09 (1961)] III-4-1
barrevoets barrevoets: bārevots (Hasselt), be.rrevuts (Hasselt), berrevieits (Hasselt), berrevoets (Hasselt), berrevou(e)ts (Hasselt), berrəvoŏts (Hasselt), barvoets: baervuts (Hasselt), bɛrvuəts (Hasselt), bɛrvəts (Hasselt) barrevoets [ZND 01 (1922)], [ZND 19 (1936)] || blootvoets [RND] III-1-3