e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kolonel kolonel: kolenel (Hasselt), eerste e van kolenel dof  iene kolenel (Hasselt) Kolonel. [ZND 36 (1941)] III-3-1
kom kom: kum (Hasselt, ... ), komp: ko.mp (Hasselt, ... ), kump (Hasselt, ... ), kūmp (Hasselt, ... ), Verklw. ki.mpke, (jonger): kimmeke  koe.mp (Hasselt) een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] || kom III-2-1
komen komen: k".mə (Hasselt), kōmə (Hasselt) komen [RND], [ZND m] III-1-2
komkommer komkommer: koemkoemer (Hasselt), koemkoemmer (Hasselt, ... ), koengkoemer (Hasselt) [ZND 41 (1943)]komkommer I-7
konijn konijn: kenèè.n (Hasselt), knēͅ.n (Hasselt), knijn (Hasselt), kənēͅn (Hasselt), ook ondergebracht mat. van ZND01, u-130  kanēͅ.n (Hasselt), uit: (de vellen van) konijnen; niet: konijnenvellen; (mv.)  knên (Hasselt), pooitje: WNT sv pooi III  poejke (Hasselt) konijn [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)], [ZND 42 (1943)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)] III-2-1
konijnenhol pijp: pijp (Hasselt) konijnenhol [DC 55 (1980)] III-4-2
konijnenjong konijntje: knēͅŋkəs (Hasselt) konijn, jongen ve konijn [N 19 (1963)] III-2-1
koning koning: keening (Hasselt, ... ), kē.nəŋ (Hasselt), kēning (Hasselt), ki.əniŋ (Hasselt), kéning (Hasselt), köniŋ (Hasselt) koning [RND], [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)], [ZND m] III-3-1
koning en vrouw van een kleur in een hand bruid: breuëd (Hasselt), Rijnl. Brüt König und Königin beim Kartenspiel 66. z. J. Grauls: HCTD VI, 1932, pag. 138-139.  br"ed (Hasselt), koning en dame: iech hem de keening en de dam bètien (Hasselt), iech èm de keening en de dam bètien (Hasselt) Bruid: 3. Heer en dame (in het kaartsp.). || Ik heb den heer en de vrouw van harten samen (bij het kaartspel). [ZND 40 (1942)] III-3-2
koning in het kaartspel koning: ke.ning (Hasselt), keening (Hasselt), kening (Hasselt, ... ), kē.niŋ (Hasselt), scheͅpə kē.nəŋ (Hasselt), Sub een, (1).  kee.ning īē.n (va koeke) (Hasselt) (Ruiten)heer met één kleintje. || En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - II. Koning. [DC 52 (1977)] || Koning: Hoe heet schoppen heer of schoppen koning (in een kaartspel)? [ZND 42 (1943)] || Schoppenkoning. [ZND m] III-3-2