22858 |
kraaltjes |
parels:
pi’ja.lə (Q002p Hasselt)
|
kraaltjes [RND]
III-3-2
|
20139 |
kraambed |
kinderbed:
kèngerbèd (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt),
znd 1 a-m; znd 1u, 135
kinnerbed (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt)
|
kraambed || kraambed (in het - (ge)komen) [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)]
III-2-2
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
kr˙ān (Q002p Hasselt)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
24196 |
kraanvogel |
kreinekraan:
jongere vorm
krɛ̄inəkrān (Q002p Hasselt),
krienekraan:
krej.nekrḁḁ.n (Q002p Hasselt),
krienekraan (Q002p Hasselt),
krienekraon (Q002p Hasselt),
krii̯ənəkrān (Q002p Hasselt),
krīē.nekrḁḁ.n (Q002p Hasselt),
krīnəkrān (Q002p Hasselt),
oudere vorm
krinəkrān (Q002p Hasselt),
kroenekraai:
krunekrê (Q002p Hasselt)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)], [ZND 17 (1935)] || kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
dabben:
dabben op zene kop (Q002p Hasselt),
B.v. op zenne kop / en zen hoor dabbe.
dabə (Q002p Hasselt),
krabben:
krabbe (Q002p Hasselt),
krabə (Q002p Hasselt, ...
Q002p Hasselt,
Q002p Hasselt),
kretsen:
kretse (Q002p Hasselt),
kreͅtsə (Q002p Hasselt),
schuren:
schuren (Q002p Hasselt),
sxouərə (Q002p Hasselt)
|
krabben [ZND 01 (1922)] || krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25550 |
krabsel |
overschot:
ēvǝrsxø̄t (Q002p Hasselt)
|
Deeg dat zich aan de zijkanten en op de bodem van de trog heeft vastgezet. [N 29, 21a]
II-1
|
20739 |
krakeling |
krakeling:
Syst. Frings
kraklɛ͂ (Q002p Hasselt)
|
Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18372 |
krakende schoen |
schoen die nog niet betaald is:
sXuən de noͅX ne bətalt sen (Q002p Hasselt)
|
schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21340 |
kramer |
kramer:
leurder op de markt
kriemer (Q002p Hasselt),
verkoopt op volksmarkt zijn waren
krieëmer (Q002p Hasselt)
|
Kramer. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
33896 |
krampig |
(het heeft) krampen:
kra.mpǝ (Q002p Hasselt),
krāmpǝ (Q002p Hasselt),
krampig:
kręmpex (Q002p Hasselt)
|
Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c]
I-9
|