33831 |
kribbebijter |
kribbijter:
krebē̜.tǝr (Q002p Hasselt)
|
Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52]
I-9
|
26629 |
kriel |
kriel:
krel (Q002p Hasselt)
|
Het op twee na fijnste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kriel grover dan boulté en fijner dan kortmeel. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ en ɛbuilmolenɛ. Een aantal molenaars (Q 95, Q 176, Q 188, Q 241) maakt geen onderscheid tussen de verschilende soorten die tussen ɛbloemɛ en ɛzemelenɛ worden aangetroffen. Zij die wel verschillende benamingen gebruiken, noemen kriel en biest datgene wat het dichtste bij meel staat.' [JG 1b; Vds 248; Jan 243; Coe 220; Grof 247; N O, 38e]
II-3
|
34465 |
krielkip |
proeshennetje:
prūshęnǝkǝ (Q002p Hasselt),
slofhennetje:
slufhenǝkǝ (Q002p Hasselt)
|
Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.]
I-12
|
22351 |
krijgertje spelen |
deraanmakertje spelen:
/
teranmakerke spele (Q002p Hasselt),
trânmakerke (Q002p Hasselt),
trââ.nma.kerke (Q002p Hasselt),
Sub nalopertje. (Z.o. aan, 8).
traa.nma.kerke spe.le (Q002p Hasselt),
nalopen:
noaloepe spelen (Q002p Hasselt),
nalopertje spelen:
nöloeperke (Q002p Hasselt),
Sub nalopertje.
noalōēperke spe.le (Q002p Hasselt),
tikkertje spelen:
/
tikkertje (Q002p Hasselt),
vangertje spelen:
/
vangerke (Q002p Hasselt)
|
*Eraanmakertje spelen. || / [SND (2006)] || ? [SND (2006)] || Nalopertje spelen. || tikkertje spelen [SND (2006)] || Ze spelen krijgertje, ... katje enz.: het kinderspel waarbij een kind de andere naloopt en ze tracht te raken. [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
21501 |
krijt |
krijt:
e stèk wit krêit (Q002p Hasselt),
e stèk wit krët (Q002p Hasselt),
ë stek wit krèt (Q002p Hasselt)
|
Een stuk wit krijt. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
18071 |
kroep |
kroep:
Fra. croup.
krop (Q002p Hasselt)
|
krop
III-1-2
|
17579 |
kroeshaar |
kroesjes:
kroesjes (Q002p Hasselt),
kroezelhaar:
kroͅuəzəl(h)ōͅr (Q002p Hasselt),
kroezelkop:
kroezelkop (Q002p Hasselt)
|
kroeshaar [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20120 |
krols |
lopig:
lipeͅx (Q002p Hasselt)
|
loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)]
III-2-1
|
17894 |
krommen, ombuigen |
buigen:
B.v. `n éé.zer ~.
bèè.ge (Q002p Hasselt),
krommen:
kroemme (Q002p Hasselt)
|
krommen [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
21502 |
kroon |
kroon:
krūən (Q002p Hasselt)
|
kroon [ZND m]
III-3-1
|