19586 |
kroonkandelaar, luster |
luster:
luster (Q002p Hasselt),
lystər (Q002p Hasselt)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || luster, kroonkandelaar
III-2-1
|
23381 |
kroonluchter |
luster:
lister (Q002p Hasselt)
|
Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
32297 |
kroos |
groef:
grūf (Q002p Hasselt),
kerf:
kɛrǝf (Q002p Hasselt),
kroos:
krūs (Q002p Hasselt)
|
De met behulp van de kroosschaaf in de binnenwand van het vat aangebrachte groef, waarin later de bodem wordt aangebracht. Zie ook afb. 222. [N E, 34b; monogr.]
II-12
|
32296 |
kroosschaaf |
groefzeeg:
grūf˲zīǝx (Q002p Hasselt),
kroos:
krus (Q002p Hasselt)
|
In het algemeen de schaaf waarmee de kroos in de binnenwand van het vat wordt aangebracht. Er bestaan verschillende uitvoeringen van de kroosschaaf, maar vaak is hij samengesteld uit een houten blok, dat voorzien is van een drietal beiteltjes die naar de binnenwand van het vat gericht zijn, en een cirkelvormig houten plankje. Wanneer de kuiper het houten plankje in een cirkelvormige beweging over de koppen van de duigen voortbeweegt en tegelijkertijd de schaaf tegen de binnenwand van het vat aandrukt, ontstaat enkele centimeters onder de rand een groef, de kroos. Zie ook afb. 221. Soms wordt in de kroosschaaf in plaats van de drie beiteltjes een stuk zaagblad aangebracht; de woordtypen krooszaag, gergelzaag en groefzaag uit respectievelijk Panningen (L 290), Kortessem (Q 74) en Hasselt (Q 2) duiden waarschijnlijk zoɛn aangepaste schaaf aan.' [N E, 34a; A 32, 5; monogr.]
II-12
|
32298 |
krozen |
groeven:
gruvǝ (Q002p Hasselt),
krozen:
krūzǝ (Q002p Hasselt)
|
Met behulp van een kroosschaaf aan de binnenwand van het vat een groef aanbrengen. [N E, 34c]
II-12
|
24484 |
kruid (alg.) |
kruid:
kraat (Q002p Hasselt),
krø͂ͅ.t (Q002p Hasselt)
|
kruid [ZND m]
III-4-3
|
20658 |
kruiden, specerijen |
kruiden:
krø͂ͅe.t (Q002p Hasselt)
|
specerij
III-2-3
|
21109 |
kruidenpannenkoek |
kruidkoek:
met groene kruiden bereid in ons dialect cichoreisalade
krø̄ətkuk (Q002p Hasselt)
|
pannenkoek [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
20055 |
kruidje-roer-me-niet |
kruidje-roer-mich-niet:
krèè.dsje rej.ert miech ni (Q002p Hasselt)
|
Kruidje-roer-me-niet (Mimosa pudica L.)
III-2-1
|
20805 |
kruidnagel |
groffel:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 15-10
groffel (Q002p Hasselt),
groffelnagel:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 15-10
grufəln‧agəl (Q002p Hasselt)
|
een kruidnagel (specerij, met een scherpe smaak, in de vorm van een spijker; Fr. clou de girofle) [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|