e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kuiper kuiper: kē̜.pǝr (Hasselt), kǭpǝr (Hasselt) Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.] II-12
kuipersaambeeld aanbeeld: āmbēlt (Hasselt), ānbęlt (Hasselt) Het gietijzeren of stalen blok met voetstuk waarop de banden door de kuiper worden uitgesmeed. Zie ook het lemma ɛaambeeldɛ in wld II.11, pag. 22-24.' [N E, 44] II-12
kuipersbies, -lis bies: bē̜ ̞zǝ (Hasselt), %%de volgende opgaven zijn meervoud%%  bizǝ (Hasselt), lis: lęs (Hasselt), wijerlis: węjǝrlęs (Hasselt) De plant uit de cypergrassenfamilie (Scirpus) die tussen de bodemplanken en tussen kroos en bodem van vaten wordt aangebracht om deze waterdicht te maken. De biezen worden voor gebruik geweekt, gekloofd en van het merg ontdaan. De kieren in een vat worden met biezen gedicht, gaatjes worden met biezenpropjes gesloten. Zie ook het lemma ɛpropje biezenɛ. In een deel van het onderzoeksgebied wordt vooral de lis als dichtingsmateriaal gebruikt. Het wnt VIIII, kol. 521 geeft s.v. (kuiper) de samenstelling (kuiperslisch) als benaming voor de gele lis (Iris Pseudacorus) en vermeldt daarbij dat de bladeren van deze plant als dichtingsmiddel tussen de duigen van vaten worden gestoken.' [N E, 39b; N E, 54a; monogr.] II-12
kuipershamer, drijfhamer drijfhamel: drē̜fhāmǝl (Hasselt), hamel: hāmǝl (Hasselt), kuiperhamel: kē̜pǝrhāmǝl (Hasselt) De metalen hamer met korte steel waarmee de kuiper de sluitbanden en de definitieve banden van een vat vastslaat. De drijfhamer wordt samen met de drijver en de zethamer gebruikt. Zie ook de lemmata ɛdrijverɛ en ɛkuiperszethamerɛ. In Gennep (L 164) en Roermond (L 329) sloeg men niet met een drijfhamer, maar met de achterzijde van de dissel op de drijver.' [N E, 26a; N E, 45c] II-12
kuipersvijs schroef: sxruf (Hasselt), tonvijs: tǫnvē̜s (Hasselt), vijs: vē̜s (Hasselt) Algemene benaming voor een werktuig waarmee de duigen aan de onderkant van het vat naar binnen worden gebogen. Het bestaat uit een kabel die om de duigen wordt geslagen en door middel van een schroef of draaispil wordt aangespannen. Zie ook afb. 217. [N E, 29; monogr.] II-12
kuit kuit: kej.t (Hasselt), kuətte (Hasselt) kuit (van een been) [ZND 01 (1922)] || kuit ve vis III-1-1, III-4-2
kuitbroek flotsbroek: floͅtsbruk (Hasselt), golfbroek: goͅləvbruk (Hasselt) kuitbroek of kniebroek (vero) waarvan de pijpen juist onder de knieën werden dichtgebonden [N 23 (1964)] III-1-3
kunnen kunnen: kunne (Hasselt) kunnen III-1-4
kunst kunst: ke.ns(t) (Hasselt) Kunst. [ZND m] III-3-2
kunstenaar kunstenaar: kinstenieër (Hasselt) Kunstenaar. [Willems (1885)] III-3-2