e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laarzenschacht been: bin (Hasselt), schacht: sXaX (Hasselt) schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)] III-1-3
lachen lachen: lache (Hasselt) lachen III-1-4
ladderboom leerboom: (mv)  līrbim (Hasselt) Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b] I-13
lade lade: laəj (Hasselt), la͂i̯ (Hasselt), la͂j (Hasselt), lade van de tafel: lai van də taofəl (Hasselt), laiə van də tōfəl (Hasselt), lāi van də tāfəl (Hasselt), tafellade: tofəllai̯ (Hasselt), tōͅfəllāi̯ (Hasselt) een tafellade (Noordnederl. \'tafella\') [ZND 03 (1923)] || lade [ZND m] || lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)] III-2-1
laden laden: lān (Hasselt) De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18] I-10
lading vracht: vra.x (Hasselt) Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.] I-10
lage herenschoen, molière lichte schoen: leXtə sXuən (Hasselt) herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)] III-1-3
lage kaart(en) kale, een ~: n Kaal: Een kale, d.i. een lage kaart.  kaa.l (Hasselt), kleine, een ~: Sub klein, (1) [...] (gesubstantiveerd) b.  e kleen (Hasselt) Een lage kaart. || Kaal: 4. Waardeloos, laag (kaartspel). III-3-2
lage kaart(en) add. een kot in de schoppen: Sub gat, [koeët] 7. Zwakke kleur (kaartsp.).  e kōēët ènne schèppe (Hasselt), niks niet meer op de apotheek: Sub apoteek.  dzjië (h)èt nieks nemīē op ouër (obber) aptīēk (Hasselt) (Kaartsp.) Niets dan een paar kleintjes in de schoppen. || Jij hebt niets meer op je apoteek, d.i. jij hebt niets meer dan waardeloze kaarten (kaartspel). III-3-2
lage kachel voor de ketel met was of veevoer fornuis: fø̜rnās (Hasselt) De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.] I-6