e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
liggen liggen: ligge (Hasselt), liggen (Hasselt), ligə (Hasselt), ləggə (Hasselt) liggen [ZND 01 (1922)], [ZND 25 (1937)] III-1-2
liggend dakvenster dakvenster: dākvenstǝr (Hasselt) Een dakvenster is een liggend raampje op het dak dat meestal geopend kan worden en dat dient ter belichting en beluchting van de zolder, ook wel als toegang tot het dak bij bijv. reparaties of om door naar buiten te kijken. Het is meestal te klein om hooi door te laten, maar grotere vensters kunnen wel daartoe dienen (zie het lemma "hooivenster", 3.4.5). [N 4A, 45c; monogr.] I-6
lijden lijden: dië joeng lèd toa o.nder  lèèn (Hasselt) lijden III-1-4
lijfbieden, prolapsus vaginae (de) koning stoten: (de koe) stit dǝ kenęŋ (Hasselt), dǝ keneŋ stuǝtǝ (Hasselt), kēneŋ stuǝtǝ (Hasselt) Het uitzakken van de bovenrand van de schede, die dan vooral bij liggende dieren buiten de schaamlippen te voorschijn komt als een roze bal, die meestal gauw min of meer ontstoken raakt. Een prolapsus vaginae ontstaat wanneer er een verslapping optreedt in het weefsel dat de vagina vasthoudt in het bekken. [N 3A, 97; N 52, 30a; A 48A, 44a] I-11
lijkbidder lijkbidder: lèè.kbiejer (Hasselt), znd 1 a-m; znd 30, 25;  lijkbiddər (Hasselt, ... ) lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)] III-2-2
lijkenhuisje dodenhuis: doden haòs (Hasselt), dodenhuisje: dodenheïske (Hasselt), lijkhuis: leekhoës (Hasselt) Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)] III-3-3
lijkwagen corbillard (fr.): fr. "corbillard  korbiejáár (Hasselt) lijkwagen III-2-2
lijmknecht, sergeant sergeant: sɛrža.nt (Hasselt) Houten of metalen werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. Het bestaat uit één of twee lange benen waarop twee dwarsstukken zitten die met behulp van een draadspil naar elkaar toe gedraaid kunnen worden en de te lijmen delen op deze wijze vastklemmen. Lijmknechten bestaan in verschillende uitvoeringen en afmetingen. Met de in dit lemma opgenomen benamingen worden doorgaans grotere lijmknechten aangeduid, waarbij de lengte van het been of de benen meer dan 30 cm bedraagt. Zie ook afb. 120 en 121. [N 53, 216c; N 53, 217b; N 53, 215; N G, 15; monogr.] II-12
lijmtang handvijs: ha.nt˲vē̜s (Hasselt) Een kort ijzeren of houten werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. De metalen lijmtang bestaat uit een been waarop een vaste en een verschuifbare bek zijn aangebracht. De verschuifbare bek is voorzien van een draadspil met handvat waarmee de klem tegen de te lijmen delen vastgeklemd kan worden. Zie ook afb. 122. [N 53, 217a; monogr.] II-12
lijn waar het spel begint lamaan: Hasselt (t Daghet in den Oosten III, 74).  lamaan, het ~ (Hasselt), Vero.  lamoá.n (Hasselt), schorm: Door metathesis (omzetting) van schr-m tot sch-rm uit schroam.  scho.rrem (Hasselt), schraam: schroam (Hasselt) *Lamaan: Streep van waar de kinderen een spel begonnen, bijv. om t verst stenen werpen. || Den abrok (aan de brog), de brog, de schreep, de streep, de lijn, den aan, van waar de kinder hun spel beginnen. || Schraam (streep): Schreef, streep bij het *schraampje zaaien (z. ald.), limiet. III-3-2