19140 |
beestachtig persoon; beestachtig |
beest van een mens:
’n bīēs van ne mins (Q002p Hasselt)
|
beest, bestiaal individu
III-1-4
|
20487 |
beet, hap |
beet:
bēt (Q002p Hasselt),
hap:
Verklw. epke
ap (Q002p Hasselt),
Verklw. hepke
hap (Q002p Hasselt)
|
een mondvol (afbijten, b.v. van een appel) [ZND B1 (1940sq)] || hap
III-2-3
|
25053 |
beetje, een weinig |
iet:
ejt (Q002p Hasselt),
weinig, een -:
wèènig (Q002p Hasselt)
|
beetje, een weinig
III-4-4
|
18536 |
bef |
bavetje (<fr.):
babetšə (Q002p Hasselt),
zeverlap:
zīvərlap (Q002p Hasselt)
|
bef [bavetje, sammezetje, bandje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18997 |
begerig |
begerig:
begiērig (Q002p Hasselt)
|
begerig [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19115 |
begin |
begin:
èn ¯t begè.n
begè.n (Q002p Hasselt)
|
begin
III-1-4
|
25559 |
beginnen te rijzen |
beginnen te gaan:
bǝgīnt tǝ gǭn (Q002p Hasselt)
|
De informant van Q 121 merkt op dat dit "beginnen te rijzen" gebeurt van b.v. zondagavond tot 4 uur maandagmorgen. [N 29, 25a; monogr.]
II-1
|
32716 |
beginvoor, -voren |
aanscheut:
ansxēi̯t (Q002p Hasselt),
ansxę̄i̯t (Q002p Hasselt),
eerste voor:
istǝ [voor] (Q002p Hasselt),
īstǝ [voor] (Q002p Hasselt)
|
Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b]
I-1
|
32717 |
beginvoren in het midden |
rug:
ręk (Q002p Hasselt)
|
Bedoeld worden de eerste (2, 4 of 6) voren die men midden op de akker of op een pand tegen elkaar aan slaat, als deze bijeengeploegd moet worden. Men kan deze voren, vooral als het laaggelegen of natte grond betreft, bewust wat hoger opploegen, om een rond akker- of pandoppervlak te krijgen. [N 11, 60; N 11A, 119c; JG 1a + 1b]
I-1
|
20009 |
begonia (begonia rex) |
waterzakje:
wḁ.terzekskes (Q002p Hasselt)
|
begonia
III-2-1
|