e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mand mand: mān (Hasselt), mānt (Hasselt) De algemene benaming voor een uit wissen gevlochten mand. Zie ook afb. 284. Uit het materiaal blijkt dat er niet altijd een onderscheid wordt gemaakt tussen de woorden mand en korf. Als dat wel wordt gedaan, duidt men met het eerste woord eerder een mand met oren aan, terwijl men het tweede gebruikt voor een mand met een hengsel (vgl. Janssens, pag. 24 e.v.). Zie ook het lemma ɛkorfɛ.' [N 20, 48; N 40, 37; L 1 a-m; S 23; monogr.] II-12
manen manen: mānǝ (Hasselt) Het lange nekhaar bij een paard. Paarden worden vaak onderscheiden naar de kleur van de manen (zie paragraaf 4.1). Zie afbeelding 2.13. [JG 1a, 1b; N 8, 21] I-9
manenschurft fistel: fesǝl (Hasselt) Steeds terugkerende verzwering of verettering, in de maanstapel en in de oren, te wijten aan een te warme, bedompte stal en onvoldoende huidverzorging. Door schuren en wrijven onststaan kale of bloedige verdikkingen waarop korsten komen. [N 8, 90t] I-9
manier manier: bè manejer va sprië.ke: bij wijze van spreken  manejer (Hasselt) manier III-1-4
manken spanken: Oorsprong onzeker: ofwel verwant met Ndl. spankeren (lopen), Eng. to spank (ranselen, er vandoor gaan), Dt. spanken (rondparaderen) ofwel is de sp-Anlaut aan contaminatie met een ander werkwoord toe te schrijven.  spa.nke (Hasselt) manken III-1-2
mankeren mankeren: mankeere (Hasselt) mankeren [ZND 01 (1922)] III-1-2
mannelijk jong van de geit bokje: bǫkskǝ (Hasselt) [N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21] I-12
mannelijk kalf durenkalf: dīrǝ[kalf] (Hasselt), stierenkalf: stej.ǝrǝ[kalf] (Hasselt), stīrǝ[kalf] (Hasselt), stiertje: sterkǝ (Hasselt) [N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.] I-11
mannelijk kalf dat van tanden begint te wisselen tweejarige: twejǭregǝ (Hasselt), var: vē̜r (Hasselt) Algemeen kan men zeggen dat het hier gaat om een kalf van ongeveer één jaar oud. [N 3A, 16; add. uit N 3A, 15] I-11
mannelijk kuiken haantje: haŋkǝ (Hasselt) [N 19, 41b; L A2, 507] I-12