30205 |
muurplaat |
muurplaat:
mūrplat (Q002p Hasselt),
plaai:
plǭj (Q002p Hasselt)
|
Zie kaart. De plank of balk waarmee de buitenmuur aan de bovenzijde wordt afgedekt en waarop het dakgebint rust. Muurplaten worden met behulp van ankers aan de muur bevestigd. Zie ook afb. 49b. Zie voor het woorddeel -worm in het woordtype onderworm ook het lemma 'Gording'. [N 4A, 14g; N 54, 156; monogr.; div.]
II-9
|
30178 |
muurstijlen |
staanders:
stǭndǝrs (Q002p Hasselt)
|
De verticale balken van het vakwerk. Zie ook afb. 46 en 47. [N 4A, 52a; monogr.]
II-9
|
22751 |
muziek |
muziek:
məzeik (Q002p Hasselt),
kleine i bovenaan achter de e
mezeik (Q002p Hasselt)
|
Muziek. [ZND 01 (1922)], [ZND m]
III-3-2
|
22666 |
muzikant |
muzikant:
mezekà.nt (Q002p Hasselt),
ne mizzeka.nt (Q002p Hasselt),
Afl. sub muziek.
mizzeka.nt (Q002p Hasselt)
|
iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant] [N 112 (2006)] || Muzikant. [ZND m]
III-3-2
|
28952 |
naad |
naad:
nǭt (Q002p Hasselt)
|
Verbinding die ontstaat bij het aanelkaarnaaien van twee stukken van een stof (Van Dale, pag. 1769). [Wi 5; S 25; Gi 1.IV, 14]
II-7
|
26400 |
naaf |
dom:
dum (Q002p Hasselt)
|
De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.]
I-13
|
31581 |
naafbus |
bus:
be̜s (Q002p Hasselt)
|
De metalen bus in de naaf van het karwiel die om het uiteinde van de karas draait. Het plaatsen van de naafbus in de dom werd in Q 113 bussen (b0sd) genoemd. Dit werk werd doorgaans door de wagen- of radmaker gedaan. Zie ook afb. 214-215. [N G, 43b; N 17, 59; JG 1a; JG 1b; L 39, 22; monogr.]
II-11
|
28708 |
naaien |
lappen:
lāpǝ (Q002p Hasselt),
naaien:
nā (Q002p Hasselt),
nān (Q002p Hasselt)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
28711 |
naaister |
naaierse:
najos (Q002p Hasselt)
|
De algemene benaming voor een vrouw die als beroep heeft het verrichten van naaiwerk en het vervaardigen van kledingstukken. [N 59, 196; N 62, 1b; N 62, 1d; MW; Wi 18; monogr.]
II-7
|
18184 |
naakt |
bloot:
blōēët (Q002p Hasselt),
moedernaaks:
(moudernoaks) (Q002p Hasselt),
moudernoaks (Q002p Hasselt),
møjərnāks (Q002p Hasselt),
sub moeder, ss.
mu.jjernaa.ks (Q002p Hasselt),
naaks:
naa.ks (Q002p Hasselt),
nāks (Q002p Hasselt),
noaks (Q002p Hasselt),
poedelnaaks:
puddelnaa.ks (Q002p Hasselt)
|
bloot || moedernaakt || naakt || Naakt, moedernaakt. [ZND 05 (1924)] || poedelnaakt
III-1-3
|