e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nieuwsgierigaard curieusnaas: kerjeusnaas (Hasselt), curieuze snoet: kerjeueze snōēet (Hasselt) curiesneus, nieuwsgierig iemand || nieuwsgierige III-1-4
niezen niesten: neistə (Hasselt), niezen: neĕzə (Hasselt) niezen [ZND 05 (1924)], [ZND m] III-1-2
nijdnagel bijwortel: bēwoͅrtəl (Hasselt), fijt, het -: Steeds met lidwoord t.  t fēͅt (Hasselt), ijwortel: ē.wortəl (Hasselt), ēwortəls (Hasselt), ēwoͅrtəl (Hasselt), ēəwoͅrtəl (Hasselt), nijnagel: nèinagel (Hasselt), wijwortel: weiwortel (Hasselt, ... ), wēͅiwoͅtəl (Hasselt), wèwortel (Hasselt) Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van van een vinger ? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel) [ZND 49 (1958)] || ik heb een nijdnagel (waar de huid langs de vingernagel inscheurt) [ZND 31 (1939)] || ik heb twee nijdnagels (bijwas langs de vingernagel; Fr. envie) [ZND 05 (1924)], [ZND m] || nijdnagel (bijwas aan de vingernagel) [ZND B1 (1940sq)] || stroopnagel (ingescheurd vlees aan de nagelrand) [N 10b (1961)] III-1-2
nijptang pitstang: petstaŋ (Hasselt), trektang: tręktaŋ (Hasselt) In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.] II-11
nikkelgeld nikkelgeld: ps. omgespeld volgens Frings.  nikəlgeͅlt (Hasselt) Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)] III-3-1
niknak niknak: Syst. Frings  neknak (Hasselt), niknak (Hasselt), niknakje: nieknakskes (Hasselt), Syst. Frings  neknɛkskəs (Hasselt), niknekskəs (Hasselt) kleine, harde, ronde koekjes met verhard suikertoefje op || Koekjes in de vorm van speelgoedfiguurtjes, voor kinderen (niknak?) [N 16 (1962)] III-2-3
niks waard niks waard: niks (Hasselt) Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)] III-3-1
nippel hollander: hǫlɛndǝr (Hasselt), raccord: ra`kǭr (Hasselt) Metalen mof met aan de buitenzijde schroefdraad. De nippel wordt binnen in buizen gedraaid met als doel deze met elkaar te verbinden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛsok, mofɛ. De woordtypen dobbele nippel (Q 117, Q 118) en dobbelnippel (Q 121c) verwijzen naar een nippel waarbij zowel aan de binnenzijde als aan de buitenzijde schroefdraad is aangebracht.' [N 64, 119; N 64, 117g; monogr.] II-11
nitraat nieterzout: nitǝrzāt (Hasselt) Zout van salpeterzuur. Deze stof gebruikt men eveneens ter bedwelming van de bijen. [N 63, 77c; JG 1a+1b; JG 2b-5, 10; monogr.] II-6
noemen, naam geven noemen: hoe hebben ze het kinbd "geniemp  nīēme (Hasselt) noemen III-2-2