e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oliekoek boule de berlin: Syst. Frings Woord van jongste generatie dialectsprekers (15-17 jaar).  boule de berlin (Hasselt), smoutkoek: Syst. Frings  smātkuk (Hasselt) In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)] III-2-3
olielamp smoutlampje: smātleͅmpkə (Hasselt), smoutpot: m. mv. ~p€t  smātpoͅt (Hasselt) lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || tondeldoos, koperen huls gevuld met licht ontvlambaar materiaal (tintelton, tinteldoos) [N 20 (zj)] III-2-1
oliemolen slagmolen: slā.x[molen] (Hasselt), smoutmolen: smā.t[molen] (Hasselt) Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.] II-3
olifant olifant: uee.lefa.nt (Hasselt), Vero.  uee.ldzjefa.nt (Hasselt) Olifant. III-3-2
omgang van de toren rond de toren: rond de tôïn (Hasselt) De omgang, de trans van de toren. [N 96A (1989)] III-3-3
omheinen afmaken: āfmākǝ (Hasselt), afpalen: afpalen (Hasselt), afsluiten: āfslø̄ǝtǝ (Hasselt), afspannen: āfspanǝ (Hasselt) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omheining tuin: tõ̜n (Hasselt), tø̜ǝn (Hasselt) De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.] I-8
omheining van het kerkhof kerkhofmuur: kèrkhofmuur (Hasselt) De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)] III-3-3
omhulsel van het teellid sluif: slø̜̄f (Hasselt) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
omjagen omkloppen: emklopǝ (Hasselt) Het omkloppen van twee ongelijke volken. Beide volken worden uit hun woning gejaagd, geklopt, elk in een lege korf of jaagkorf. Daarna wordt het zwakke volk in de woning van het sterke gedaan en vice versa, waarop de korven weer op hun plaats in de stal worden gezet. Het resultaat is dat de bijen van het sterke volk naar de korf van het zwakke vliegen (Gelens 1963, pag. 23). [N 63, 93b; N 63, 93c; monogr.] II-6