e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
overloop palier (fr.): pai̯ljēͅ (Hasselt), paljē (Hasselt, ... ), Fr. palier  pai̯lēͅ (Hasselt), platform: platfoͅrm (Hasselt), portaal: pərtōͅl (Hasselt) de vloer tussen de hoogste trede van de trap en de deuren van de kamers (Fr. palier) [ZND 33 (1940)] || overloop || portaal van het bovenhuis waarop de trap uitkomt III-2-1
overmouwen bindmouwen: bęnjmǭǝ (Hasselt), bindmouwtjes: bęnmø̜̄kǝs (Hasselt), halfmouwen: alǝfmǭǝ (Hasselt), strompen: stro.mpǝ (Hasselt) De aflegger, en ook de binder (zie paragraaf 4.6), beschermde zijn armen tegen de stekende en snijdende halmen door er overmouwen overheen te schuiven. Vaak zijn het een paar oude kousen waarvan de teenstukken zijn afgeknipt; vandaar het type strompen: (afgesneden) kousen. [N 15, 54; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
overschoen galoche (fr.): Fr. galoche.  galóisj (Hasselt) overschoen III-1-3
overschot, restant rammenant: overschotten van vlees  ramenanten (Hasselt) overschot [ZND 41 (1943)] III-4-4
oversteek boven teruggebouwde schuurpoorten oversteek: ēvǝrstīǝk (Hasselt) Bij een bepaald type schuur, in de lengterichting verdeeld en met de dorsvloer in de zijbeuk, met dwars daarop in het eerste gebont een wagenbergplaats of stal, zijn de beide poorten op dezelfde hoek teruggebouwd, zodat beide ongehinderd gebruikt kunnen worden. Op de hoek steekt het dak dan over en onder deze oversteek is een rechthoekige ruimte (zie het lemma "ruimte onder de oversteek boven teruggebouwde schuurpoorten" 4.2.6). Zie ook afbeelding 22.d bij het lemma "terugwijkende dakrand" (4.2.1). [N 4A, 35b] I-6
overstekend dakgedeelte op de binnenplaats euzeval: ēzǝval (Hasselt) Het overstekend dakgedeelte op de binnenplaats van een gesloten hoeve. Doorgaans bevindt zich onder dit afdak een verhoogd en met kiezelsteen belegd gangpad dat rond de gehele binnenplaats en met name rond de mestvaalt gaat. Sommige benamingen voor de oversteek komen overeen met die voor dit gangpad, nl. luif en sprong. Het gangpad wordt behandeld in de aflevering over het boerenerf; hier worden, als aanvulling op de opgaven die in dit lemma zijn verwerkt, de betreffende plaatsen vermeld: luif "gangpad" in L 317, 322, 326, 422, 423, 426, 0426, 429, 430, Q 7, 9, 11, 12, 14, 22, 32, 32a, 95a, 97, 98, 99*; sprong "gangpad" in L 331, P 48, 55, Q 14, 28, 33, 34, 35, 36, 38, 39, 101, 111, 112, 112b, 113, 116, 117a, 119, 121, 178, 179, 192, 196, 196a, 204a, 211, 222. Sommige benamingen van de ''dakdrup'' (zie voor het betreffende lemma aflevering I.7, de paragraaf over het erf) zijn ook opgegeven als benaming voor het overstekend dakgedeelte als geheel; ze staan achterin het lemma bijeen. Vergelijk ook afbeelding 6, gesloten hoeve. [N 4A, 28; N 5A, 78b; monogr.] I-6
overtroeven overkopen: Ss. sub kopen.  ee.verkōēpe (Hasselt), Sub troeven.  ee.verkōēpe (Hasselt) Overtroeven. || Óvertroeven. III-3-2
overtuigen overtuigen: (h)ië weur ni t¯ eevertèège  eevertèège (Hasselt) overtuigen III-1-4
overzetten overzetten: ēvǝrzɛtǝ (Hasselt) Het omzetten van twee volken om twee gelijkwaardige volken te krijgen. Het is een ander middel dan omjagen. De volken worden zonder dat ze gejaagd worden, van plaats verwisseld. De bijen uit de sterke korf vliegen bij hun terugkeer naar de zwakke en maken deze sterk. [N 63, 93c; monogr.] II-6
overzomen overzomen: overzomen (Hasselt) Met een zoom overnaaien. [Gi 1.IV, 32] II-7