e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paraplu paraplu: ene parrepli-j (Hasselt), ne pareplij (Hasselt), pareplei (Hasselt), parəply (Hasselt), pərəplej (Hasselt) paraplu [N 23 (1964)], [ZND 40 (1942)] III-1-3
parel parel: b.v. de pj .lkes van ne koiljéé.  pj .l (Hasselt), perle-finetje (<fr.): pèrlefienneke (dim.) (Hasselt) parel || perle fine (Fr.): pareltje III-1-3
paren van de duiven paren: pōͅrə(n) (Hasselt), pà:rə (Hasselt) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
parochie parochie: `kerkelijke gemeente met pastoor`  en peroche (Hasselt), `kerkelijke gemeente`  z. toel. (Hasselt), `stadsdeel-wijk`  paroche (Hasselt) Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)] III-3-3
pasen pasen: paasche vielt laat (Hasselt), posche vilt laot (Hasselt), pōͅsə (Hasselt) Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)] || Paschen. [ZND 10 (1925)] III-3-3
pasgeboren kalf nuchter kalf: nextǝr [kalf] (Hasselt) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
passen mikken: mekǝn (Hasselt), mikken (Hasselt), passen: passen (Hasselt, ... ), pasǝ (Hasselt), pasǝn (Hasselt) Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || Passen. Wie een nieuwe jas bestelt laat zich de maat nemen en moet later naar de kleermaker om het kledingstuk te gaan ... Welk woord gebruikt uw dialect hier? (fr. essayer) [ZND 48 (1954)] II-7, III-1-3
pasteitje vid-tje: Syst. Frings  vidēkə (Hasselt, ... ), vide: Verklw. viedééke  viedéé (Hasselt) Klein pasteitje, de niet gevulde vorm van deeg (viedeeke?) [N 16 (1962)] || pasteitje III-2-3
pastinaak pastenaken: bastenaken (Hasselt), pastenaak (Hasselt), pastenaken (Hasselt), pàstənā.k (Hasselt), pastenakenpoten: bastəna:kəpuət(ə) (Hasselt), pa͂stənākə pūətə (Hasselt), pastinaken: plant: pastinaca sativa  pastienaa.k (Hasselt), witte poten: wettə pūətə (Hasselt) pastinaak [ZND 05 (1924)] || pastinak I-7
pastoor pastoor (<lat.): pastû.r (Hasselt), m  dəpḁstūər (Hasselt) pastoor [RND] || Pastoor. [ZND 14 (1926)] III-3-3