e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pijpensteel pijpenstaart: pèè.pestart (Hasselt), pijpensteel: pèpesteel (Hasselt), roer: roër (rower) (Hasselt), schacht: schag (Hasselt), steel: steel (Hasselt, ... ) Pijpensteel. Het dunne buisvormige deel van een pijp. [ZND 41 (1943)] || pijpestaart, pijpesteel van aarden pijpen III-2-3
pijptang gastang: gā.staŋ (Hasselt  [(blitztang)]  ) tǝr P 219; %%de volgende opgaven zijn benamingen voor een kettingtang%% kettingtang: kęte [N 33, 176; N 33, 179; N 33, 181; N 64, 43a-b; N 64, 44; monogr.] II-11
pikbinder zelfbinder: zɛ.lǝf˱bę.nǝr (Hasselt) Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
pilaar pilaar: pileër (Hasselt) Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)] III-3-3
pimpelmees keeskeit: geldt ook voor zwarte mees, matkopmees, kuifmees en staartmees  kiəskāt (Hasselt), keesmees: geldt ook voor zwarte mees, matkopmees, kuifmees en staartmees  kiəsmēs (Hasselt), pimpelmees: peͅmpəlmis (Hasselt), tietemeesje: tīē.temèske (Hasselt) pimpelmees || pimpelmees (11,5 blauwe kop, gele onderkant; nogal bekend, komt voor als koolmees [052] [N 09 (1961)] III-4-1
pinda apenootje: a.penee.tsjes (Hasselt), smoutnootje: smaa.tnee.tsjes (Hasselt) olienootjes III-2-3
pink pink: peŋk (Hasselt), pie.nk (Hasselt) Eénjarig kalf, onverschillig van welk geslacht, dat nog alle melktanden heeft. [N C, 9b en 8; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20] || pink I-11, III-1-1
pinkelen pinkelen: piengkele (Hasselt, ... ), pink-kelen (Hasselt), pinkele (Hasselt, ... ), pinkələ (Hasselt), vgl. ZND m (GrGr): pe]k\\l pinker (springstokje).  peŋkələ (Hasselt), ± Vero.  pienkele (Hasselt) Hoe heet het kinderspel, waarbij een stokje, aan beide einden gescherpt, met een andere langere stok eerst omhoog en dan weggeslagen wordt? [ZND 34 (1940)] || Pinkelen: 1. Jongensspel waarbij een over een kant gelegd puntig stokje met een stok of plankje de lucht in geslagen werd; de medespelers moesten de pinkel proberen op te vangen. || Pinkeren. [ZND m] III-3-2
pinkelhoutje pinkel: peŋkəl (Hasselt), piengkel (Hasselt), pienkel (Hasselt), pin-kel (Hasselt), pinkel (Hasselt, ... ), pinkəl (Hasselt) Hoe heet het kleine stokje uit 65a dat wegvliegt? [ZND 34 (1940)] || Pinkel: 1. Puntig houtje, bij het pinkelen gebruikt (z. ald.). || Pinker (springstokje). [ZND m] III-3-2
pinksteren pinksten: penxte (Hasselt), pinkste (Hasselt), pènkste (Hasselt), sinksen: sienkse (Hasselt) Hoe heet de 50e dag na Pasen: Pinksteren of Sinksen? [ZND 40 (1942)] III-3-3