e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
predikant: dominee dominee (<lat.): m  doͅninə (Hasselt) Protestansch predikant. [ZND 14 (1926)] III-3-3
preekstoel preekstoel: prèèkstoel (Hasselt) De preekstoel [preek-, prèèk-, predichsjtool?]. [N 96A (1989)] III-3-3
prei poor: peu.r (Hasselt), poor (Hasselt, ... ), pour (Hasselt), pō.r (Hasselt), pø͂ͅr (Hasselt, ... ) [Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)] [ZND 15 (1930)]prei I-7
preisoep poorsoep: peu.rsop (Hasselt), Syst. Frings  pø.rsoͅp (Hasselt), pørsoͅp (Hasselt), pø̄ərsoͅp (Hasselt) preisoep || Preisoep (Poorsop?) [N 16 (1962)] III-2-3
prent(je) beeld(je): bieldsje (Hasselt), bieəldtsje (Hasselt), bīēldje (Hasselt), ie schoeiën biltsje (Hasselt), ə schū biltšə (Hasselt), ə schūn bøltjə (Hasselt), Z.o. bidprentje.  bieldsje (Hasselt), prent: praentg (Hasselt), prent(je): pre.ntsje (Hasselt), prentje: praentje (Hasselt) Beeld: 2. (dim.) a. Prentje. || Beeldje. [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] || Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)] || Prent. [Willems (1885)] || Prentje. [Willems (1885)] || Prentje: Beeldje. III-3-2
priem? (wbd) trekgeld: ps. omgespeld volgens Frings.  treͅkgeͅlt (Hasselt), ət trēͅkxeͅlt (Hasselt) bedrag dat uitbetaald wordt aan degene die bij de eerste verkoping, i.v.m. de openbare verkoping van huizen e.d. [vgl. vraag 15a] het hoogste bod heeft gedaan [trekgeld?] [N 21 (1963)] III-3-1
priesterkoor hoogkoor: hoogkoor (Hasselt), koor: koor (Hasselt) Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)] III-3-3
priestersteek met ronde luifel pastoorshoed: pastūrzuwt (Hasselt), pastoorsteek: pəstūrstek (Hasselt), steek: stik (Hasselt) priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)] III-3-3
prijzen (mv.) prijzen: pr`ɛs (Hasselt), praes (Hasselt) Prijzen (mv). [Willems (1885)] || prijzen (mv.) [RND] III-3-2
prikkeldraad pikdraad: pekdrø̜t (Hasselt), pikkendraad: pikǝndrǭt (Hasselt) Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.] I-8