e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scherp kijken fel kijken: fel kijke (Hasselt), loeren: loeren (Hasselt) kijken: scherp kijken [miere, blieke] [N 10 (1961)] III-1-1
scherp zetten scherp zetten: sxɛ.rǝp ˲ze̜tǝ (Hasselt) Een paard van winterbeslag voorzien. Onder het hoefijzer worden dan al dan niet verwisselbare kalkoenen aangebracht en onder de voorzijde wordt een metalen plaatje bevestigd, de stoot. Zie ook de lemmata ɛijsnagelsɛ, ɛstootɛ enɛkalkoenen, krammenɛ.' [JG 1a; JG 1b; N 100, 17, add.; monogr.] II-11
scheukpaal schuurpaal: sxou̯ǝrpǭl (Hasselt), sxūrpǭl (Hasselt), schuursteel: sxūǝrstē̜l (Hasselt) Een paal in de weide waaraan het vee zich kan schuren. [N 14, 69; S 31; monogr.] I-11
scheut scheut: sxēt (Hasselt), sxēǝ.t (Hasselt) Uitspruitsel van een plant, inzonderheid de aardappel. Vaak is er een meervoud gevraagd of opgegeven; vaak ook zijn de enkelvoudsvormen gelijk aan de meervoudsvormen. Alleen wanneer uitdrukkelijk de meervoudsvormen werden gevraagd en opgegeven, zijn deze ook hier opgenomen. Bij de verkleinwoorden onder het type scheutje is het ondoorzichtig of het om het grondwoord scheut of schot gaat. Kien moet begrepen worden als een contaminatie van kiem (voor de klinker) en kijn (voor de slotmedeklinker). Zie ook het lemma Uitlopers Van Kuilaardappelen. [N M, 16a; JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 1u, 120; L B2, 282; S 17; S 31; monogr.; add. uit L 30, 39; S 22] I-5
schiefelbeen overbeen: evǝrbīn (Hasselt), schiefeltjes: sxęfǝlkǝs (Hasselt) Schiefels zijn harde beenwoekeringen aan het het pijpbeen, bij jonge paarden meestal aan het voorbeen onder de knie, als gevolg van bepaalde spanningen, stoten, strijken e.d. Als deze afwijking het kniegewricht of de buigpezen verhindert goed te functioneren, kan ze een peesontsteking veroorzaken, met chronische kreupelheid als gevolg, wat zelden voorkomt. De beenvorming blijft evenwel. Zie afbeelding 22. [N 8, 32.6, 32.14, 90d en 90e; monogr.] I-9
schieten schieten: scheite (Hasselt) schieten [ZND m] III-3-1
schietschijf cible (fr.): Fr. cible schijf, mikpunt.  cej.bel (Hasselt) Schietschijf. III-3-2
schijf braadspek braai: Syst. Frings  broͅəi̯ (Hasselt), braai spek: ne broa.j spek (Hasselt, ... ), Syst. Frings  bro͂ͅi̯ spɛk (Hasselt), broͅəi̯ spɛk (Hasselt), spekbraai: Syst. Frings  spɛk˂brōͅi̯ (Hasselt) een plakje spek || Stuk gebraden spek (spekbraoj, braoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
schijten kakken: kákǝ (Hasselt), schijten: sxē̜.tǝ (Hasselt) Vaste ontlasting hebben, gezegd van vee. [JG 1a, 1b; monogr.] I-11
schild noordhoek: nǭrt(h)uk (Hasselt), uithoek: ø̜ǝt(h)uk (Hasselt) Elk van de twee driehoekige dakzijden van een schilddak. [N 4A, 23b; N 32, 48 add.] II-9