e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sokophouder elastiekje: elastekskə (Hasselt), jarretelle (fr.): žarteͅl (Hasselt) sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)] III-1-3
soldaat soldaat: sulda.t (Hasselt) soldaat [RND] III-3-1
soldaatjes broodkorstjes: Syst. Frings  brūətkoͅskəs (Hasselt), crouton-tjes: kreto͂ͅkes (Hasselt), kretóngskes (Hasselt), mv.  kroetsjes (Hasselt), krapjes: Syst. Frings  krɛpkəs (Hasselt, ... ), paardjes: Ook poejkes genaamd  pja͂rtšəs (Hasselt) in reepjes gesneden spek of brood || soldaatjes, geroosterde reepjes of vierkante stukjes brood, genuttigd bij erwtensoep || Stukjes geroosterd of in boter of vet gebakken brood (krepkes?) [N 16 (1962)] III-2-3
soldaten soldaten: de seldaote mutte salleweere (Hasselt), de soldaeten mutte sallueere (Hasselt), de soldáte mutte salueere (Hasselt), səldâ.tə (Hasselt) De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] || soldaten [RND] III-3-1
soldatenkerkhof engels kerkhof: engels kèrkhof (Hasselt), soldatenkerkhof: soldàten kèrkhof (Hasselt) Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)] III-3-3
solderen souderen: sudē̜rǝ (Hasselt) Twee of meer metalen delen door middel van soldeersel met elkaar verbinden. Het soldeersel is een metaal of een legering waarvan het smeltpunt lager ligt dan dat van de te verbinden metalen. Het wordt tijdens het solderen met behulp van een soldeerbout, een soldeerlamp, etc. verhit en vloeibaar gemaakt. De te verbinden vlakken worden vóór het solderen met een vloeimiddel gereinigd om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken en om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan. Zie ook het lemma "hardsolderen". [N 64, 28a; N 100, 19; L 7, 12; monogr.; N 33, 194 add.] II-11
soorten hoeden djoer: djouë.r (Hasselt) *djoer: oude, naar de vorm opvallende vrouwenhoed III-1-3
soorten rokken lang kleed: la.nk klīēd (Hasselt) avondjurk III-1-3
soorten van dierlijke mest duivemest: dø̜̄vǝ[mest] (Hasselt  [(ter bemesting van aardappelen)]  ), geitemest: gē.tǝ[mest] (Hasselt), koemest: kø̜̄[mest] (Hasselt  [(aangewend op akkers waar men aardappelen bieten of rogge wil verbouwen)]  ), konijnemest: kǝnē̜nǝ[mest] (Hasselt  [(ter bemesting van aardappelen)]  ) De termen voor de verschillende soorten van dierlijke mest zijn op deze plaats in een lemma verenigd, omdat er (met name door N 11 en N 11A) in het kader van de bemesting van akker en weide naar werd ge√Ønformeerd. Ze zouden evengoed passen in de sfeer van het uitmesten van de stallen en de mestbereiding, ook al kan men voor bepaalde gewassen de akker het best bemesten met de mest van een bepaalde veesoort en zal men in de mestvaalt sommige soorten dierlijke mest afzonderlijk verzamelen. In sommige plaatsen wordt naast of in plaats van (stal)mest het woordtype koestalmest of koemest gebruikt ter aanduiding van natuurlijke mest. Dat is niet verwonderlijk wanneer men bedenkt dat op de boerderij de meeste mest geproduceerd wordt door de koeien. In dit lemma zijn geen benamingen opgenomen, die specifiek zijn voor de uitwerpselen van de genoemde diersoorten. Voor de plaatselijke varianten van -[mest [JG 1a + 1b add.; A 9, 24 + 25; N 11, 27; N 11A, 5a t /m f; N M, 10a + b add.; L 20, 22f; A 4, 22f] I-1
soortige koe schoongelijnde: sxuǝngǝlęntǝ (Hasselt), soortige koe: sǭrtǝgǝ kø̜ (Hasselt), van goed maaksel: van guǝt maksǝl (Hasselt) Koe die harmonisch van bouw is. [N 3A, 140] I-11