e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
struikelen vallen over: ēvər ēit valə (Hasselt) struikelen (over een boven de grond uitstekende wortel) [ZND B2 (1940sq)] III-1-2
stuifmeel pollen: pollen (Hasselt), stuifmeel: stɛ̄fmeǝl (Hasselt) Het eiwitten- en vettengedeelte van het bijenvoedsel. Het wordt door de haalbijen uit de mannelijke geslachtsceldragers van een plant gehaald. [N 63, 43a; Ge 37, 143] II-6
stuifmeel, stofmeel stubmeel: stø̜p[meel] (Hasselt), stęp[meel] (Hasselt  [(1-2/100)]  ), stɛp[meel] (Hasselt) Dat gedeelte van het meel dat tijdens het malen verloren gaat en dus in mindering komt van hetgeen de molenaar moet afleveren. Het woordtype stofloon is te verklaren uit het feit dat in Belgisch Limburg de meeste molenaars geen onderscheid maken tussen ɛstofmeelɛ en ɛschepmeelɛ. Meestal worden beide samengeteld zodat één grotere hoeveelheid ontstaat die van het meel mag worden afgehouden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛschepmeelɛ. In Q 204a werd het stuifmeel als veevoer (beestengoed: ɛbīštǝgōtɛ) of als ɛfiltermeelɛ gebruikt. Achter de plaatscodes is, voor zover opgegeven, tussen haakjes vermeld hoeveel stuifmeel per honderd kilo meel in de betreffende plaats wordt berekend. De woorddelen -ømeelŋ en ømolenŋ- zijn fonetisch gedocumenteerd in de lemmata ɛmeelɛ respectievelijk ɛmolenɛ.' [N O, 37g; JG 1a; JG 1b; Jan 269; Coe 251; Grof 290; A 42A, 48 add.; JG 1c add.; JG 2c add.] II-3
stuifmeelkrans stuifmeelkrans: stɛfmeǝlkrans (Hasselt) De groep cellen op een raat waarin het stuifmeel wordt opgeslagen. [N 63, 46b] II-6
stuifsneeuw friemelsneeuw: frīmələ (Hasselt), poedersneeuw: pyjərsnø (Hasselt), stubsneeuw: (m.)  steͅpsnøͅ (Hasselt) fijne stuifsneeuw, poolsneeuw [snipper- snipsneeuw] [N 22 (1963)] III-4-4
stuifzwam bovist: stuifzwam  bōē.vee.s(t) (Hasselt) bovist, boveest III-4-3
stuiken gelijkstampen: gelē̜.ksta.mpǝ (Hasselt), kletsen: kletsə (Hasselt), kotjekletsen: kēͅtsjə kleͅtsə (Hasselt), kø͂ͅtsjə kleͅtsə (Hasselt), kuiltjeschieten: Sub kuil.  kèlke schej.te (Hasselt) Het gelijkmaken van het stoppeleinde, de onderkant van de schoof, door deze op de grond de stuiten. [JG 1a, 1b] || Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)] || Kuiltje schieten (knikkerspel). I-4, III-3-2
stuiken (stoten) stoten: stoeten (Hasselt) Stuiken (= stooten). [Willems (1885)] III-3-2
stuiken add. kuiten: Vero., bij sommigen kajöëete.  k"e.te (Hasselt, ... ), kaj"e.te (Hasselt, ... ) *Kuiten: De stuiter uit het kuiltje proberen te schieten. || *Kuiten: Met de dikke kuitknikker (= stuiter) de kleine knikkers uit de kuit (= kuiltje) proberen te knikkeren. III-3-2
stuipen convulsies: Convulsies.  konvie.ldzjes (Hasselt), pazema: Verouderd.  pazəma (Hasselt), stuipen: stèè.pe (Hasselt), støͅpə (Hasselt) stuipen || stuipen (kinderziekte) [ZND B1 (1940sq)] III-1-2