e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tak (alg.) tak: tak (Hasselt) tak III-4-3
takken (coll.) kroon: kroen (Hasselt), tak (mv.): tek (Hasselt) takken, coll. [ZND 35 (1941)] III-4-3
taling winter-sarcelle: ook —sersel  weͅntərsarsəl (Hasselt), zomer-sarcelle: ook —sersel  zømərsarsəl (Hasselt) eend: wintertaling (36 klein; bruine kop met groene wangen; broedt hier ook; roep [kruu, kruu] [N 09 (1961)] || eend: zomertaling (38 klein; bruine kop met witte wenkbrauw; broedt minder hier; roep ratelend [N 09 (1961)] III-4-1
tamme kanarie kanarie: kənā.rə (Hasselt), kanarievogel: vgl Keules kanaljevugel  kenḁḁi.ndzeveu.gel (Hasselt), pop: poep (Hasselt, ... ) kanarie || kanarie, wijfje || kanarievogel [ZND m] III-2-1
tand, tanden tand(en): ta.nt (Hasselt  [(mv tān)]  ) Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17] I-9
tanden poetsen tanden wassen: was (Hasselt) Elke avond poets ik mijn tanden. [DC 64 (1989)] III-1-3
tanden van de hooihark tanden: tān (Hasselt) De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d] I-3
tanden van een riek tanden: tān (Hasselt) Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.] I-1
tandenborstel tandborstel: tandborstel (Hasselt) Tandenborstel [DC 64 (1989)] III-1-3
tandpasta dentifrice (fr.): dentifrice (Hasselt) Tandpasta [DC 64 (1989)] III-1-3