20748 |
bladerdeeg |
schilferdeeg:
schiffeldīēg (Q002p Hasselt),
Syst. Frings
sxefəldix (Q002p Hasselt)
|
bladerdeeg || Pastei van bladerdeeg, vol au vent (vollevang?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
28649 |
bladhoning |
honingdauw:
hø̄ǝneŋdø̄. (Q002p Hasselt)
|
Het zoete, kleverige vocht op takken en bladeren, afkomstig van bepaalde luizen, dat de bijen soms naar hun korven of kasten brengen. Bladhoning is vaak zeer donker van kleur. In drachtpauzes kan bladhoning de bijen soelaas bieden. [N 63, 113; N 63, 112b; monogr.]
II-6
|
24514 |
bladrozet van de paardebloem |
cichorei:
chicorei (Q002p Hasselt),
-
chicorée (Q002p Hasselt),
molsalade:
mòlsloat (Q002p Hasselt),
wilde suikerijsalade:
wildžə sukerijsla:t (Q002p Hasselt),
Voor de plant.
wilde suikerijsalaad (Q002p Hasselt)
|
paardebloem [ZND 15 (1930)] || paardebloem, bladrozet van
III-4-3
|
19978 |
blaffen |
bellen:
biljə (Q002p Hasselt),
blaffen:
blaffe (Q002p Hasselt),
blatsen:
blatse (Q002p Hasselt),
blatsə (Q002p Hasselt)
|
blaffen [Goossens 1b (1960)], [Willems (1885)]
III-2-1
|
19458 |
blaker |
blaffertje:
blafərkə (Q002p Hasselt),
blaker:
blaker (Q002p Hasselt),
blākər (Q002p Hasselt),
kelderrat:
kalderrat (Q002p Hasselt)
|
blaker || het pannetje, van een oor voorzien, waarop de kaars wordt gezet [ZND 36 (1941)] || opgerolde wasrol, of: blaker en kaars
III-2-1
|
28455 |
blanke raat |
meiraat:
meiraat (Q002p Hasselt)
|
De in mei gemaakte blanke of maagdelijke raat of raten die nog niet voor broeden hebben gediend. De raat is nog wit van kleur. [N 63, 13f]
II-6
|
29838 |
blaren |
blaasjes trekken:
trø̄kt˱ blȳskǝs (Q002p Hasselt),
blazen:
blǭst (Q002p Hasselt),
blǭzǝ (Q002p Hasselt)
|
Het verschijnsel waarbij een verflaag plaatselijk van de ondergrond loslaat en er zwellingen ontstaan. Het blaren kan verschillende oorzaken hebben. De voornaamste zijn: vocht in het geschilderde materiaal en slechte hechting van de verflaag aan het materiaal. [L 32, 78; monogr.]
II-9
|
34405 |
blaten |
bee:
bē̜ (Q002p Hasselt),
blaken:
blākǝ (Q002p Hasselt),
bleten:
blɛtǝ (Q002p Hasselt)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
18137 |
blauw oog |
blauw oog:
bl"ūx (Q002p Hasselt),
bleu oeg (Q002p Hasselt)
|
Als iemand een klap op zijn oog heeft gehad, is zijn oog verkleurd. Hoe noemt u zon oog? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
24473 |
blauwe bosbes |
bosbeer:
verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2
bosbeer (Q002p Hasselt),
krokkebes:
krokkebèès (Q002p Hasselt)
|
bosbes || bosbes, alg. [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|