e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Hasselt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
twintig frank napoleon: ps. letterlijk omgespeld volgens Frings.  nə napōlēōͅ (Hasselt), twintig-frankstuk: ps. omgespeld volgens Frings.  tweͅntšeͅx fraŋstēͅk (Hasselt) 20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
u-vormige hoeve halfopen huis: alǝf ø̄pǝ hø̜̄ǝs (Hasselt) De bebouwing ligt in hoefijzervorm; de binnenplaats is aan drie zijden gesloten door woonhuis, stallen en schuren. Enkele opgaven komen overeen met de algemene benaming voor de boerderij; ter plekke is dan de U-vormige bouw de algemeen gebruikelijke. Voor de fonetische documentatie van deze gevallen wordt verwezen naar het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 5. [N 4A, 3] I-6
ui, ajuin djaan: dzjaan (Hasselt), djuin: djøͅn (Hasselt), jaan: jaon (Hasselt), jōͅ.n (Hasselt), joun: jeun (Hasselt), juin: jōͅi.n (Hasselt), jø͂ͅ.ən (Hasselt), jøͅn (Hasselt) ajuin [ZND 01 (1922)] || ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)] || een ajuin [ZND B2 (1940sq)] I-7
uienpannenkoek ajuinkoek: Syst. Frings  j‧ø͂ͅnkuk (Hasselt) Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)] III-2-3
uier uier: ēǝr (Hasselt), ē̜i̯ǝr (Hasselt), ē̜r (Hasselt, ... ), ɛi̯ǝr (Hasselt), ɛ̄r (Hasselt) [JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12, I-9
uieren uier krijgen: krīx ērǝ (Hasselt), uieren: ē̜ǝrǝ (Hasselt) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uil uil: āēl (Hasselt), ēl (Hasselt), èèl (Hasselt) uil [Willems (1885)], [ZND m] III-4-1
uit (voetbal) buiten: Buiten.  bø͂ͅtə (Hasselt) (De bal is) uit. [DC 49 (1974)] III-3-2
uit de hand verkopen pronselen: ps. omgespeld volgens Frings.  proͅnsələ (Hasselt), van man tot man: ps. omgespeld volgens Frings.  van man toͅt man (Hasselt), verkwanselen: ps. omgespeld volgens Frings.  vərkwansələ (Hasselt) Kleinigheden uit de hand verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)] III-3-1
uiteenploegen afakkeren: ãf˱[akkeren] (Hasselt), uitereenslaan: ø̜tǝri.nslø̜n (Hasselt) Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.] I-1