17681 |
zenuw |
zenuf:
Gewoonlijk mv.
zēnəvə (Q002p Hasselt),
meervoud
`ze:nəvə (Q002p Hasselt),
zenuw:
zenew (Q002p Hasselt)
|
zenuw [zeen] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21632 |
zestien en een halve |
zestiens en een half:
ps. omgespeld volgens Frings.
zēͅstinsənaləf (Q002p Hasselt)
|
Betekenis en uitspraak van: zestienenhalve? Uitspraak en betekenis. [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17826 |
zetten |
zetten:
zetə (Q002p Hasselt)
|
zetten [ZND m]
III-1-2
|
34311 |
zeug met biggen |
zeug:
zø̄x (Q002p Hasselt)
|
Vrouwelijk varken dat heeft gejongd. [N 19, 6; L 37, 49c; monogr.]
I-12
|
33397 |
zeugekooi |
kurrenstal:
kørǝstal (Q002p Hasselt),
varkensbak:
vɛrǝkǝs˱bak (Q002p Hasselt)
|
De aparte kooi of betimmering in een varkenshok die verhindert dat de zeug de biggen met haar zware lijf dooddrukt. Vroeger werden daarvoor op ongeveer 15 tot 20 cm afstand van de bodem en van de muren van de stal houten balken van ongeveer 12 cm dikte aangebracht. De ruimte tussen balken en vloer kan dan door de biggen als vluchtweg gebruikt worden. Tegenwoordig bevindt de zeug zich in een apart hok, waarvan aan twee kanten de onderste plank ontbreekt zodat de biggen bij de tepels kunnen die door de openingen steken. [N 5A, 62a; N 19, 18; N 76, 41d]
I-6
|
19718 |
zeven |
ziften:
ziechte (Q002p Hasselt)
|
ziften
III-2-1
|
33146 |
zeven met de handzeef |
teemsten:
te.mstǝ (Q002p Hasselt),
wannen:
wantǝ (Q002p Hasselt),
ziften:
zeftǝ (Q002p Hasselt)
|
Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.]
I-4
|
18581 |
zich aankleden |
aandoen:
.ndouën (Q002p Hasselt),
aankleden:
.nklīēn (Q002p Hasselt)
|
aankleden
III-1-3
|
21298 |
zich bemoeien met |
bekommeren:
bəkømərə (Q002p Hasselt),
bemoeien:
bemeuje (Q002p Hasselt),
bəmøjə (Q002p Hasselt),
bezig houden:
bezighaje (Q002p Hasselt)
|
ik kan me daarmee niet bemoeien [ZND 21 (1936)], [ZND m]
III-3-1
|
33860 |
zich bij het stappen op de voorhoeven trappen |
(zich) vangen:
vaŋǝ (Q002p Hasselt)
|
[N 8, 75 en 79]
I-9
|