33481 |
zwarte bes |
bromberen:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
broèmbeer (Q002p Hasselt)
|
zwarte aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
24345 |
zwarte bladluis |
bladluis:
blātlø͂ͅəs (Q002p Hasselt),
milver:
millever (Q002p Hasselt),
mè.llever (Q002p Hasselt)
|
bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)] || insectjes onder een blad, zwart [DC 68 (1993)] || meluw, bladluis
III-4-2
|
18365 |
zwarte gebreide dameskous |
zwarte gestrikte vrouwluikous:
zwartə gəstrigdə vroͅlikōͅsə (Q002p Hasselt),
zwarte wollen kous:
zwartə woͅlə koͅsə (Q002p Hasselt)
|
dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)] || dameskousen, zwarte gebreide ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18644 |
zwarte gevederde muts met kinbanden |
kornet (<fr.):
koͅrnet (Q002p Hasselt)
|
muts, zwarte gevederde ~ met kinbanden, meestal door oudere vrouwen gedragen {afb} [kernet] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34039 |
zwarte koe |
zwarte:
zwartǝ (Q002p Hasselt),
zwatǝ (Q002p Hasselt),
zwarte koe:
zwatǝ [koe] (Q002p Hasselt)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 129]
I-11
|
34040 |
zwarte koe met geheel witte kop |
witkop:
wetkǫp (Q002p Hasselt)
|
[N 3A, 130a]
I-11
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraai:
kraa (Q002p Hasselt),
kraai(ə) (Q002p Hasselt),
krā (Q002p Hasselt),
krāi (Q002p Hasselt),
kra’ (Q002p Hasselt),
krɛ̄ (Q002p Hasselt),
geen fon.doc.
kraai (Q002p Hasselt),
veldkraai:
vɛltkrā (Q002p Hasselt)
|
kraai [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18643 |
zwarte meisjesmuts met ingewerkte bloemen |
karbuns:
Vero.
karbu.ns (Q002p Hasselt),
zwarte kornet (<fr.):
zwartə koͅrnet (Q002p Hasselt)
|
*karbuns: kornet, dameshoofddeksel, slaapkoof || meisjesmuts, zwarte ~ met ingewerkte bloemen aan de voorkant en linten op de rug [kornetmuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18621 |
zwarte muts? |
karbunsje:
[sic]
kərbønskə (Q002p Hasselt)
|
muts, zwarte ~ {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24865 |
zwarte nachtschade |
bernage:
bǝrna.s (Q002p Hasselt)
|
Solanum nigrum L. subsp. nigrum. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in moestuinen en open bermen met witte stervormige bloempjes en giftige zaden in de vorm van zwarte (rijpe) of groene tot gele (onrijpe) bessen of bolletjes. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 5 tot 60 cm. Het type wiemelen is een variant van ɛwiemerenɛ, uit ɛwijn-berenɛ, "aalbessen". Bij tinkruid wordt opgemerkt: "men schuurt er tin mee". [JG 1a, 1b, 2c; A 43, 10; A 60A, 69; monogr.]
I-5
|